De magie van San Pedro de Atacama

Blog

De magie van San Pedro de Atacama

De Chileense Atacamawoestijn staat bekend als de droogste plek op aarde. Maar het is ook een toeristische bestemming, met buitenaardse landschappen zoals zoutvlakten, magische geisers, lagunes en torenhoge vulkanen. Een impressie.

De temperatuur op het dashboard zakt langzaam steeds verder. 6 graden, 4 graden, 0 graden, -2…, -5… Nu zal het toch wel klaar zijn. Dit kan ik nog wel aan. Net.

-7… -8… -9… Ik moet straks die auto uit, waar de verwarming op 22.5 graden staat. Ik kan me niet eens meer herinneren hoe dit level van kou voelt. Een vage herinnering aan kinderjaren in de Hollandse sneeuw, popt op. Lachen en gieren terwijl mijn zusje en ik de Limburgse heuvels af zoefden op een oude houten slee. Onvermoeibaar. Alsof het niet koud was.

-10…-11…-10… Opluchting. De temperatuurdaling is gestaakt. De -10 blijft. Hardnekkig.

Het is zes uur ’s ochtends wanneer mijn twee vriendinnen en ik bij het park El Tatio in het Andesgebergte aankomen. El Tatio betekent ‘de opa die huilt’. Het is het op twee na grootste geometrische veld met geisers ter wereld en het grootste op het zuidelijk halfrond. In de vroege ochtend is het temperatuurcontrast tussen het water van de geisers en de buitenlucht het grootst. Hierdoor kunnen de stoomkolommen wel tien meter hoog worden. Een spektakel in combinatie met de zonsopgang die naar zeggen een magisch effect creëert in dit gebied van vulkanische oorsprong.

Met die belofte in ons achterhoofd lagen we gisteravond voor tien uur in bed en zaten we om vier uur ’s ochtends al in de auto. Met die gedachte in ons achterhoofd trotseerden we twee uur lang hobbelige, onverlichte wegen. Met als enige lichtbron de koplampen van de auto en sterren in een verder een pikzwarte hemel.

Het park ligt op 4200 meter. Er wordt veelvuldig gewaarschuwd voor hoogteziekte. Er is niet voor niks een EHBO post waar je je kunt melden indien nodig. We hebben naar deze dag toegewerkt door de afgelopen dagen steeds iets hoger te gaan. 2400, 3300, 4100 en nu 4200. De lucht is ijl. De kans is groot dat fysieke inspanning moeite kost, dat ademhalen moeilijk is, dat we hoofdpijn zullen krijgen.

We drinken al twee uur lang enthousiast water. Dat schijnt te helpen. Stap één is dan ook het toilet opzoeken. Het openbare toilet zonder deur, met half open hokjes en zonder enige vorm van verwarming. Het effect van de stoelverwarming in de auto is snel uitgewerkt. Blaasontsteking gegarandeerd. Ook het kantoor waar we de kaartjes kopen, is onverwarmd. Werken in dit park voeg ik onbewust toe aan de lijst van banen die ik liever niet wil.

Ik loop hier in mijn broek met een legging eronder, mijn stevige waterdichte wandelschoenen waarin mijn voeten in dikke wollen sokken zijn gehuld. Mijn vier lagen bovenkleding, waarvan er één volledig uit merinowol bestaat en één uit fleece. Dat alles zit verpakt onder een winterjas met dons, mijn gezicht zit verstopt in een buff en ik heb alles boven bij elkaar geknoopt met een dikke wollen sjaal.

Tijdens een etentje vorige week maakte iemand de opmerking ‘de winter is veel beter te doen, vriendelijker. Daar kun je je tenminste op kleden’. Ik vermoed dat weinig zwervers die in de winter op straat slapen, of migranten die in bitter koude omstandigheden grenzen over moeten steken, het hier volmondig mee eens zijn. Vriendelijk voelt de sensatie die door mijn lijf gaat niet.

We stappen de auto uit en het veld vol geisers is magisch. Het is niet anders te omschrijven. Magisch. Het doet me geloven dat ik de kou prima kan hebben.

In het tijdsbeloop van 1,5 uur zien we een scala aan geisers. Grote, kleine, gaten in de grond die op kleine poeltjes lijken en uitstekende stenen geisers die bestaan uit lagen mineralen waar het water hier vol mee is. Constant actieve geisers en geisers die om de paar minuten een soort van stoomuitbarsting hebben. De waterdruppeltjes die erbij vrij komen, zijn als vuurwerkvonkjes.

Naarmate de tijd vordert, maakt ook de kou zich van me meester. Mijn vingers zijn gevoelloos, mijn nagels paars, mijn tenen voel ik niet meer als ik een stap zet en mijn bril is constant beslagen. Het borrelende geiserwater ziet er opeens heel aantrekkelijk uit.

Op het moment dat ik echt niet meer kan, is daar de zon. De zon die een magische gloed laat schijnen door de stoom van de geisers. De zon die mijn lijf weer tot leven wekt.

Langzaam krijg ik wat gevoel in mijn wangen, mijn handen. Mijn tenen zijn ver heen, die hebben nog minstens een uur nodig voordat de tinteling stopt. Mijn vriendinnen bekijken me grinnikend terwijl ik met open armen de zon ontvang. Mijn hoofd ontdooit en kan weer meer voortbrengen dan alleen het woord ‘koud’. Het licht heeft een sprookjesachtig effect op de stoomkolommen die uit de geisers omhoog komen. Dit is indrukwekkend. Dat de aarde dit kan voortbrengen, is indrukwekkend. De kou, de stoom, de lichtinvallen. Indrukwekkend. Dat mijn lijf langer dan vijf minuten -10° aankan, is indrukwekkend.

San Pedro de Atacama is een aaneenschakeling van verrassingen. Van verwondering. Na het geiseravontuur, staan we in de middag in Valle de la Luna (Valei van de Maan) steenformaties te bewonderen. Lopen we door woestijnzand. Horen we zout knisperen in de zoutmijnen. Allemaal bij 24 graden, in een korte broek en met een petje op tegen de zon. Het is alsof ik twee verschillende levens heb geleid op één dag.

Het is ervaring op ervaring. Ik raak in de greep van de energie. Er is stilte, ruimte, schoonheid. Ik schakel af. Mijn hoofd wordt helder. Ik kom weer tot de essentie. Een essentie die ze hier bewaren, waar ze zorg voor dragen. De natuur is het centrum van waaruit alles leeft. Toeristen krijgen niet eens de kans om ook maar een plasticje ergens achter te laten. De zorg voor de natuur wordt tot op de minuut gepland.

Wanneer we op dag twee bij de meren Luna Cejar Luna Piedra aankomen, is het 11u37. Ons ticket gaat in op 11u40 en we moeten drie minuten wachten voor een gesloten slagboom. Eenmaal in het park zijn de instructies helder: achteruit inparkeren, zwemkleding aantrekken en eerst naar Laguna Piedra waarin we niet mogen zwemmen. We mogen ook niet verder lopen dan het uitkijkpunt. Hier hebben we 15 minuten. Dan door naar het Laguna Cejar. Daar kunnen we gaan drijven in het zoute water. De beschikbare tijd voor het hele badder ritueel: 30 minuten. Die hebben we nodig, het ijskoude water trotseren kost moeite.

Na gewichtloos drijven komen we er tintelend, met een rode huid en hernieuwd uit. We drogen ons in de zon en hebben nog tien minuten voor de laatste fase: een 30 seconden durende koude douche voordat we om uiterlijk 13u weer het park uit moeten zijn.

Met slechts één druk op de doucheknop spoelen we zo snel mogelijk al het opgedroogde zout van ons lijf. Een parkmedewerker ziet er op toe dat we echt maar één keer op de knop drukken. Je moet ervoor zorgen dat je de knop goed indrukt, want een tweede poging is uit den boze. Er mag alleen water gedronken worden, alle andere dranken, drones, zonnebrandcrème en eten zijn verboden.

Toen we op dag één vanuit Calama, waar het vliegveld ligt, naar San Pedro de Atacama reden, zagen we aanvankelijk kapotte autobanden, vuilnis en meerdere gedenktekens langs de weg. Een mooi, aanvankelijk zanderig gebied. Mooi op de vervuiling na. Mooi, zonder dat het al inspireert. Idyllisch als je wegdenkt dat er met regelmaat iemand hier langs de weg herdacht wordt. Het kon niet doen vermoeden welke schoonheid we gedurende vier dagen in ons op zouden nemen.

Een hhallucinante autorit tussen steenformaties met daarna een prachtig uitzicht over zandduinen, rotsen en kloven in Valle de la Muerte ( de valei van de dood). De weg naar de meren Miscanti en Miñques is prachtig. We stoppen op een verlaten stuk waar de gelige graspolletjes langs de weg oplichten alsof het zonnebloemen zijn. Waar het uitzicht aan het einde van de verlaten donkergrijze asfaltweg, wederom afgemaakt wordt door een prachtige berg. Het water in de meren is vlak als een spiegel. De kleuren gaan van groen naar alle schakeringen van blauw. De wind heeft het ijs rondom het meer tot punten uitgesleten.

De bergen op de achtergrond zijn stil, wit. Door de sneeuw lopen vicuñas, een soort kleine lama’s. Rode stenen, water, ijs en besneeuwde bergen op de achtergrond in het park Piedras Rojas (rode stenen, geen verrassende naam). De strakke heldere sterrenhemel ’s nachts, die volgt op zonsondergangen waarbij rotsen langzaam roze kleuren.

Een Chileense vriendin zei voordat ik ging: ‘Mensen willen daar blijven. Als je er bent ga je dat overwegen, let maar op’. En ja, het gaat even door mijn hoofd. Wat nou als ik in deze rust blijf, mijn dagen simpeler maak. Schoner. Dagelijks over zandpaadjes in plaats van straatstenen slenteren. Dagelijks uitzichten die de ziel voeden.

Een paar uur later zit ik toch weer in het vliegtuig naar Santiago. Vier dagen voelen als maanden van indrukken, gedachten en realisaties. Een reset. Het vliegtuig stijgt op. Terug naar de hectiek en de orde van de dag.