Nostalgie naar 1983 verzwakt verzet in 2025
Nood aan een nieuwe vredesbeweging? Er is opnieuw ruimte voor!

© Flickr / Studio Alijn (CC BY-NC-SA 2.0)

© Flickr / Studio Alijn (CC BY-NC-SA 2.0)
Waar is de vredesbeweging als je haar écht nodig hebt? Die vraag is urgenter dan ooit, met de uitslaande brand in het Midden-Oosten en de NAVO-eis om tot 5 procent van het bbp aan defensie te besteden. Met nostalgie vergelijken velen de huidige machteloosheid met de massale antirakettenbetogingen van 1983. Maar hadden die jaren ‘80 écht gouden randjes? En zijn tijdperken wel te vergelijken? Tijd om op straat te komen, boomers!
Er zijn verhalen die niet verdwijnen, al veranderen ze van vorm of voorbeeld. Zodra ik de middelbare school verlaten had, begonnen medestudenten te klagen dat jongeren tegenwoordig minder geëngageerd waren dan wij, nog maar enkele jaren geleden. Hoe verder de scharnierjaren rond 1970 achter de rug lagen, hoe vaker en ernstiger die klacht opdook. En elke volgende generatie vond dat van de generatie die na haar kwam.
Ik heb daar telkens op moeten antwoorden dat er in de school waar ik zat tussen 1970 en 1974 zo’n tweeduizend leerlingen waren, van wie er pakweg tien te mobiliseren waren om campagnes voor Noord-Zuidsolidariteit te organiseren. Dat was veel minder dan we ons herinnerden, en de volgende generaties ging dat niet echt achteruit – soms integendeel.
De gouden tijden van vroeger zijn zelden bestand tegen de harde feiten van toen. De jongste avatar van dat verhaal is deze: het is oorlog (in Oekraïne, later kwam daar Gaza bij, en zowel Israël als de Verenigde Staten vonden het nodig daar ook Iran aan toe te voegen) en de vredesbeweging is nergens te bespeuren; dat was in 1983 (‘onze tijd’) wel anders! Toen stapte een half miljoen Belgen door Brussel (of: Nederlanders door Amsterdam) uit verzet tegen kruisraketten, atoomwapens en de Koude Oorlog in het algemeen.
Het klopt dat er veertig jaar geleden massale antirakettenbetogingen plaatsvonden en dat de overgebleven vredesbewegingen het vandaag veel moeilijker hebben om zelfs gewone betogingen op de been te brengen – al is het onjuist om te zeggen dat ze nergens te bespeuren zijn.
Zeker voor Gaza is al vaak gedemonstreerd en actiegevoerd, vaak met meer steun bij de bevolking dan in de grote media of bij het beleid. Het voorbije jaar kwamen tienduizenden mensen op straat in Brussel, zelfs meer dan eens, om een onmiddellijk en onvoorwaardelijk staakt-het-vuren te eisen in het Midden-Oosten. Op 7 mei telden de organisatoren 80.000 demonstranten, de politie zag er 20.000. Op 15 juni telde de politie 75.000 demonstranten, de organisatoren 110.000. Ook dat is een van die zaken die blijven, hoeveel ze ook veranderen: activisten en ordediensten hanteren een radicaal verschillend soort wiskunde.
Het is ook vreemd dat de vier tussenliggende decennia behandeld worden als braakliggend terrein op vlak van vredeswerk. Waarom spreekt nauwelijks nog iemand over de anti-oorlogsprotesten van het voorjaar van 2003? In februari van dat jaar organiseerden vredesbewegingen en andersglobalisten op twee dagen demonstraties in zeker 600 steden en dorpen wereldwijd. In Rome kwamen maar liefst twee miljoen betogers opdagen, in New York 100.000.
De Franse politiek wetenschapper Dominique Reynié berekende dat er tussen begin januari en begin april 2003, tijdens minstens 3000 demonstraties over de hele wereld, niet minder dan 36 miljoen mensen op straat kwamen tegen de dreigende invasie van Irak. De schaal en de coördinatie van die campagne leidde zelfs in The New York Times tot de vaststelling dat er twee supermachten waren: de VS en de wereldwijde publieke opinie.
In elk geval is de simpele vergelijking tussen 2025 en 1983 misleidend om minstens vijf verschillende redenen: succes komt niet uit de lucht vallen, een beweging is meer dan de optelsom van organisaties, eigenbelang weegt zwaarder dan internationale solidariteit, de heersende ideologie bepaalt de grenzen van het debat, en het middenveld werd vervangen door polariserende algoritmes.

© Alex Wright (CC BY 2.0)
Meer dan een optelsom
De belangrijkste vraag is misschien wel wat we bedoelen als we zeggen dat ‘de vredesbeweging’ vandaag veel minder slagkracht heeft dan veertig jaar geleden. Al te vaak wordt er dan gekeken richting organisaties die zichzelf duidelijk als vredesbeweging presenteren. In Vlaanderen zijn dat er amper drie: Pax Christi, Vrede en Vredesactie. Dat zijn betrekkelijk kleine organisaties met hoogstens enkele vrijgestelden en een handvol lokale kernen van overtuigde en gelijkgestemde vrijwilligers.
Een halve eeuw geleden, in volle Koude Oorlog en met een actieve bevolking die de Tweede Wereldoorlog nog bewust had meegemaakt, waren dat er meer – al waren het toen ook allemaal kleine groepjes. De grootsten van dat moment waren Pax Christi Vlaanderen en Vrede, met respectievelijk zo’n 5000 en 1500 actieve leden. Ook toen niet echt massaorganisaties, dus.
Het verschil zit niet zozeer bij de vredesbewegingen pur sang, maar bij de capaciteit om brede en effectieve samenwerkingsverbanden te smeden rond vredesthema’s. Het Overlegcentrum voor de Vrede (OCV) was in de jaren ‘70 al essentieel om vakbonden, centrumpartijen en levensbeschouwelijke stromingen te sensibiliseren over de vredesproblematiek en om tot breed gedragen standpunten te komen die ingingen tegen het opbod van haviken in Oost en West.
Om de mobilisatie tegen de kruisraketten – en met name tegen de plaatsing van nucleaire wapens op Europees grondgebied – aan te zwengelen, ontstond bovendien VAKA, het Vlaams Aktiekomitee tegen Atoomwapens. VUB-politicoloog Patrick Stouthuysen vatte het in 2004 goed samen in zijn overzichtsartikel De vredesbeweging als atypische nieuwe sociale beweging in het Belgisch Tijdschrift voor de Nieuwste Geschiedenis:
‘In 1985, op het hoogtepunt van de rakettenkwestie, maakten negentien organisaties deel uit van VAKA. Vooreerst de bestaande vredesorganisaties en de nieuw ontstane affiniteitsgroepen van medici, juristen en vrouwen. Verder de jongerenorganisaties van de socialistische en de communistische partij, de Volksunie-jongeren en een werkgroep van Agalev. Daarnaast de ontwikkelingsorganisaties Oxfam-Wereldwinkels en Socialistische Solidariteit, en de culturele en vormingsorganisaties Elcker-Ik, Wereldscholen, Masereelfonds, MJA, Vrijwillige Internationale Aktie en Kristenen voor het Socialisme.’
‘Vanaf 1983 ontplooiden steeds meer lokale comités, die oorspronkelijk tijdelijk waren opgezet ter ondersteuning van nationale VAKA-manifestaties, een permanente werking. Op deze wijze verkreeg VAKA een tweeledige opbouw: naast de nationale koepel, bestaande uit zelfstandige organisaties, ontstond een lokale en regionale eigen VAKA-vertegenwoordiging. Op het hoogtepunt van de campagne tegen de kruisraketten bestonden er zo’n 200 plaatselijke comités of contactadressen.’
Zelfs in de kleine plattelandsgemeente waar ik woonde, hadden we zo’n lokale kerngroep die voor informatie, sensibilisatie en mobilisatie zorgde. Om Vrede, noemde die groep zich, geïnspireerd door een lied van de Nederlandse theoloog en dichter Huub Oosterhuis. Pas nu ik de tekst herlees, vraag ik me af hoe die naam ooit gekozen werd. ‘Mij, lichtgeraakte, heb jij doen ontbranden. En nu brand ik lichterlaaie naar jou toe, om vrede.’
Het was dus geen anti-oorlogslied, maar een loflied op de manier waarop God de mens opzoekt en zich kenbaar maakt, oorspronkelijk deel van de Belijdenissen van Augustinus en hertaald door Oosterhuis. De vrede waarvan sprake heeft meer met zielenrust te maken dan met rechtvaardigheid en het afwenden van geweld. Niet toevallig waren twee paters van de lokale abdij actief lid van de kerngroep, en in die jaren was dat blijkbaar geen probleem voor de militante Wereldwinkeliers noch voor de vrijzinnige socialisten die mee aan de kar trokken.
Ik geef dit anekdotische voorbeeld omdat het een realiteit toont die voltooid verleden tijd lijkt in een wereld die gepolariseerd wordt door commercieel gedreven algoritmes. Koepels, samenwerkingen en brede mobilisaties waren in de jaren 1980 allesbehalve vanzelfsprekend en ze vroegen volgehouden overleg, argumentatie en creativiteit – maar ze waren wél mogelijk. En betrekkelijk duurzaam, zoals de antirakettenbeweging een decennium lang bewees.
De vredesbeweging was, zoals Stouthuysen (2004) schrijft, een atypische beweging. Wat we vandaag nog hebben, zijn vredesorganisaties, en dat is een heel ander paar mouwen.

© Flickr / Studio Alijn (CC BY-NC-SA 2.0)
Eigenbelang vs. internationale solidariteit
De vredesbeweging van de jaren ‘80 appelleerde aan de meest intuïtieve menselijke emotie: zelfbehoud. De voorbije jaren is de oproep voor velen eerder abstract en in elk geval verder van hun bed geweest.
Ik blader even door het foto- en verslagboekje dat VAKA maakte naar aanleiding van 23 oktober 1983. ‘Geen raketje naast mijn bedje’, staat op een bord dat vastgehouden wordt door een kind in een buggy. ‘Ik wil nog grootmoe worden’, meldt een tiener. ‘J’ai peur’, zegt het spandoek voor het hoofd van een ander kind. ‘Don’t destroy Europe. It’s too beautiful’ en ‘Gene kern op mijne kop’.
De ruimere agenda van de vredesbeweging was het voorkomen van een catastrofaal conflict, maar de betogers werden duidelijk gemobiliseerd met het argument dat hun eigen veiligheid, én die van hun kinderen en kleinkinderen, op het spel stond. Dat argument lijkt maar beperkt te werken als het over de Russische oorlog tegen Oekraïne gaat, of over de Israëlische vernietigingsoorlog tegen Gaza en Libanon. Internationale solidariteit is een breed gedragen gevoel, maar het heeft beperkte mobilisatiekracht. Je kan zelfs argumenteren dat ‘de eigen veiligheid’ vandaag gebruikt wordt als argument om in Europa méér wapenindustrie op te bouwen, méér defensie-uitgaven af te dwingen en méér NAVO toe te laten.
De klemtoon op dreiging voor eigen grondgebied, en vooral voor de burgers die aan weerszijden van het IJzeren Gordijn woonden, werd ook organisatorisch uitgewerkt en in de communicatie uitgespeeld. Vroeg in de jaren ‘80 werden de banden tussen nationale bewegingen en acties in diverse Europese landen versterkt, en de beelden van betogingen in Brussel, Amsterdam, Bonn, Londen, Oslo, Kopenhagen, Parijs en Rome werden ingezet om aan te tonen dat de beweging groter was dan de koepels, en al zeker groter dan de landelijke organisaties voor vrede. Dat de communicatie ook kon verwijzen naar demonstraties in Oost-Berlijn en vooral Boekarest was uiteraard van groot belang.
‘Wanneer de vredesbeweging almaar sterker zou worden in West- en Oost-Europa, zou zij weleens tot de hefboom kunnen uitgroeien die het verdeelde Europa weer haar eenheid kan schenken’, schreven Barrez en Rutgeerts al in 1982 in Stop de bom. Twee jaar aktie tegen de kernbewapening. Het ‘eigenbelang’ dat de vredesbeweging sterk maakte, was Europees en ging verder dan de onmiddellijke angst voor vernietiging. Het was ook een roep om Europese eenheid, en voor verzet tegen de dominantie van Moskou en Washington in het oude continent.
In 2025 wordt die roep om Europese eenheid bruusk nieuw leven ingeblazen door een Amerikaanse president die alle morele pretenties vervangt door onversneden machtspretenties. Oekraïne is plots niet langer het territorium waarop ons aller vrijheid verdedigd wordt, maar wordt gereduceerd tot een pion die door Washington uit louter eigenbelang ingezet of opgegeven wordt. De Europese regeringen reageren daar voorlopig alleen op met versnelde opbouw van legers, wapenindustrie en oorlogsretoriek.
De conclusie – dat niet enkel Rusland, maar ook de VS al decennia met de Europese veiligheid gokken, en dus een bedreiging voor leven en welvaart vormen – wordt voorlopig niet getrokken. Als Trump eist dat de Europese NAVO-lidstaten 5 procent van hun bbp aan defensie gaan besteden – liefst door hardware in de VS aan te kopen – dan buigt Europa, op Spanje na. Voordat er sprake is van verzet tegen de dictaten uit Washington, moet de stem van de bevolking gevonden en versterkt worden.

© Flickr / Studio Alijn (CC BY-NC-SA 2.0)
Heersende ideologie
Wat in het debat over oorlog en vredesbeweging vaak over het hoofd gezien wordt, is dat elke maatschappelijke discussie plaatsvindt binnen (of tegen) de contouren van een dominant discours. De geweldloosheid van Gandhi en de Indiase onafhankelijkheidsstrijd was succesvol, omdat ze appelleerde aan de morele principes waarop de Britse kolonisatie zichzelf fundeerde, waaronder de rechtsstaat.
De massale mobilisatie van de vredesbeweging in de jaren ‘80 was dubbel zo sterk, omdat ze aan de hand van het grote getal ‘de stem van het volk’ voor zichzelf kon opeisen in plaats van die over te laten aan de representatieve democratie – die juist haar eigen morele superioriteit baseerde op het feit dat het volk soeverein was in een democratie, in tegenstelling tot de overmacht van de partij in de communistische landen.
De rugwind die de vredesbeweging toen had, werd ook zichtbaar in de popwereld – en waar toont de heersende ideologie zich tegenwoordig beter dan in de hitlijsten? Stings Russians stond meer dan een jaar in de Britse hitlijsten en zijn soms naïeve overtuiging dat Russen en Europeanen eenzelfde geloof in menselijkheid en dezelfde hoop op een toekomst van vrede deelden – The Russians love their children too – sijpelde diep in de cultuur van jongeren. En dat had ook, nogmaals, te maken met het gevoel van een imminente dreiging voor eigen leven en nageslacht. ‘How can I save my little boy from Oppenheimer’s deadly toy?’ in de rijmende woorden van Sting.
Na 2001 bleef er van die gezamenlijkheid alleen een sinistere restant over. Sinds 9/11 is één van de leidende overtuigingen van regeringen en opiniemakers wereldwijd dat gewapend verzet gelijk is aan terrorisme. Dat was ooit anders. Veel van de vredesbetogers in oktober 1983 stapten op andere momenten door dezelfde Europese straten om hun steun te betuigen aan bevrijdingsbewegingen in zuidelijk Afrika of Centraal-Amerika.
Daar was niets contradictorisch aan, omdat zowel het verzet tegen kruisraketten als de steun aan gewapend verzet het hogere doel van rechtvaardigheid moest dienen. Vrede was niet alleen een kwestie van een wereld zonder wapens, maar ook van een wereld zonder uitbuiting en repressie. Al leerden we ook toen al de basisregel dat geweld van onderuit heel zelden op kan tornen tegen geweld van bovenaf.
En daar zou je volgens mij een tweede regel aan kunnen toevoegen: de kans dat geweld van onderaf de verdrukten, gemarginaliseerden en minderheden kwetsbaarder en nog meer monddood maakt, is groter dan de kans dat het tot bevrijding leidt. Kijk naar twee spectaculaire pogingen uit de voorbije kwarteeuw waarbij grootschalig geweld gebruikt werd om ongelijke en onrechtvaardige machtsverhoudingen te wijzigen: de aanslagen in de Verenigde Staten op 11 september 2001 en de aanval op Israël door Hamas op 7 oktober 2023.
De nieuwe hegemonie na 9/11, waarin verzet verdacht en macht legitiem geacht worden, maakte zelfs een discussie over verzetsgeweld zo goed als onmogelijk. Al hoort daar wel de kanttekening bij dat de andersglobalistische beweging en haar ideologische aantrekkingskracht niet werd uitgeschakeld door 9/11, ze leefden net op.
Het was het gewapende verzet dat voorgoed werd uitgeschakeld, in elk geval wettelijk en discursief, want gelijkgeschakeld met terrorisme. De andersglobalisten zelf verloren hun adem tegen het einde van het eerste decennium van deze eeuw, onder andere omdat de grote diversiteit niet tot grotere eenheid maar tot interne tegenstellingen leidde.
De praktische consequentie van de radicale verschuiving van het discours werd de voorbije jaren duidelijk. Na 2022 kon je alleen op gevaar van eigen status of geloofwaardigheid vragen plaatsen bij de van bovenaf afgekondigde solidariteit met Oekraïne (of bij de veralgemeende boycot van alles wat Russisch was). En net zo delicaat was het om meteen na 7 oktober 2023 begrip op te brengen voor het Palestijnse verzet tegen de Israëlische bezetting, kolonisatie en etnische zuivering van Palestina.
Wie als activist of academicus oproept tot een staakt-het-vuren of tot onderhandelingen om de verwoestende oorlog van Rusland tegen Oekraïne te stoppen, krijgt al snel het verwijt verrader van westerse waarden of, erger nog, Poetinknuffelaar te zijn. Wie een einde aan de Israëlische vernietigingsoorlog vraagt zonder telkens expliciet de Hamas-aanval van 7 oktober te veroordelen, wordt weggezet als antisemiet of, erger nog misschien, moslimknuffelaar.
De heersende ideologie biedt uitgebreide ruimte aan Israël om te doen wat het doet – want het heeft recht op zelfverdediging en zeker tegenover terroristische organisaties als Hamas, de Islamitische Jihad en Hezbollah – terwijl het aspect verzet tegen verdrukking en illegaliteit weggedrukt wordt door hetzelfde terrorismelabel.
Het punt is: vooraleer je kan verwachten dat mensen massaal op straat komen, moet je ook bouwen aan een contrahegemonie, aan een verhaal dat vrede en verzet legitimeert en wenselijk maakt in de ogen van heel gewone mensen.
De ontwrichting die de regering-Trump II veroorzaakt, biedt daartoe kansen. Tot voor enkele maanden was het not done om vragen te stellen bij de NAVO, want Oekraïne toonde aan dat alleen een trans-Atlantisch verbond veiligheid kon bieden aan Europese landen. Intussen is dat helemaal omgekeerd: Trump toonde als naakte keizer dat Oekraïne een Amerikaans-Russisch conflict is, waarvan Europese landen, economieën en bevolkingen de kosten moeten dragen. Zelfs haviken als Ursula von der Leyen nemen afstand van de trans-Atlantische wereldorde.
De discursieve ruimte die ontstaan is, moet dringend ingevuld worden met andere dan militaire concepten. Europese eenheid en Europese veiligheid vragen om meer diplomatie, meer internationale solidariteit, betere instellingen en betrouwbaardere afspraken. De Israëlische genocide in Gaza en de Amerikaanse oorlog tegen Iran tonen onverwacht dat er niet alleen behoefte is aan een nieuwe vredesbeweging, maar dat er is misschien ook opnieuw ruimte voor is.

© Flickr / Studio Alijn (CC BY-NC-SA 2.0)
Polariserende algoritmes
De wereld van vandaag verschilt op alle mogelijke manieren van die van veertig jaar geleden, maar er zijn wellicht weinig terreinen waarop dat verschil zo spectaculair is als op het vlak van communicatie, sensibilisering en mobilisatie. Met enige overdrijving kan je zeggen dat mensen in de jaren ‘80 geïnformeerd en tot zowel nadenken als handelen geïnspireerd werden door het verzuilde én ontzuilende middenveld.
Vandaag is dat middenveld sterk vergrijsd en op veel punten gekrompen tot dienstverlener, waardoor de wakkere burger van vroeger zich ontpopt heeft tot veeleisende klant.
‘Zolang democratie mensen tot kiezers herleidt, maakt ze er consumenten van. Zodra ze hen als burgers behandelt, gedragen ze zich ook volwassener en verantwoordelijker’, schreef David Van Reybrouck onlangs in een uitwisseling over de Amerikaanse verkiezingen op Facebook. Ik had gesteld dat het verlangen naar een radicale breuk – dat zich toonde in een keuze voor Donald Trump – zich niet baseert op de eenvoudige verlangens van de mens, maar op de onbevredigbare behoeften.
Van Reybrouck borduurt daarop verder: ‘We hebben onze democratie ingericht als een shopping mall in plaats van als een gemeenschapstuin. Geen wonder dat onbevredigbare behoeften er de overhand hebben. Een jonge Duitse onderzoeker ging na hoe burgers zich gedragen in al die nationale burgerberaden voor het klimaat die Europa de voorbije jaren had. Conclusie: veel zorgzamer en veel voortvarender dan hun nationale overheden.’
Als ik de zaken even schematiseer, zou ik zeggen dat informatie en de emotionele reactie daarop (verontwaardiging of instemming) vandaag grotendeels een zaak geworden zijn van online platformen. Media, sociale media en online initiatieven brengen of vertekenen de feiten, ze bieden kant-en-klare reacties aan en bevredigen de behoefte aan handelen met een klik op een duimpje, een emoticon of – in het beste geval – een online petitie. Die zwart-wittekening is gelukkig maar deels correct.
Er blijft een actief middenveld en mensen vormen zich nog steeds een mening door gesprekken op de trein of op café. Maar de enorme rol van algoritmes wordt toch vaak onderschat. Die algoritmes, dat weten we, draaien op verhevigde emotie en voeden dus polarisatie en verdeeldheid – wat in toenemende mate in de weg staat van coalities, samenwerking en breed gedragen bewegingen. Indien nodig worden diezelfde algoritmes ingezet om radicale standpunten te marginaliseren. Dat weet iedereen die het voorbije jaar onwelgevallige meningen had over Gaza, met name.

© Stream Media
L’Union fait la force
Ook voor vredesactivisten in de jaren ‘80 was het trouwens roeien tegen de hoofdstroom in. Wie toen pleitte tegen de nieuwe middellangeafstandsraketten kreeg al snel het advies om dan maar in Siberië te gaan wonen, ‘als het daar dan zoveel beter is…’
Het heeft, met andere woorden, weinig zin om de tijd van toen te romantiseren, net zoals het contraproductief is om de tijd waarin we leven te demoniseren.
Alle tegenkanting ten spijt hebben de voorbije maanden honderdduizenden en zelfs miljoenen mensen wereldwijd betoogd tegen Israëls vernietigingsoorlog. Jonge mensen hebben hun academische carrières op het spel gezet om op te komen voor de rechten en het pure overleven van Palestijnen – mensen die vaak op duizenden kilometers afstand wonen van de actievoerders.
Dokters, journalisten en familieleden van Gazanen zijn tot ver voorbij het haalbare gegaan om vrede te bepleiten, de verschrikkingen van de oorlog aan te klagen en hulp te geven aan slachtoffers. En de klimaatmarsen van de afgelopen jaren betekenden wellicht meer voor de toekomstige kansen op wereldvrede dan een eenvoudige herhaling van de antirakettenbetogingen had kunnen realiseren.
De vraag die mij echt interesseert, is niet waarom de vredesbeweging vandaag afwezig is, maar wel: hoe een vredesbeweging er anno 2025 kan uitzien. Hoe bouw je een beweging op met genoeg invloed om de koers van de geschiedenis mee te beïnvloeden? Hoe koppel je het compromis dat de brede massa op de been brengt aan het ongeduld van wie snellere en meer radicale verandering eist?
Dat laatste was ook in de jaren ‘80 een moeilijke oefening. Want zo cruciaal het was om centrum-politici, vakbondsleiders en religieuze voorgangers aan het hoofd te krijgen van een massa met honderdduizenden burgers – gezinnen, kleine kinderen, veteranen en iedereen daartussen – zo belangrijk waren acties van burgerlijke ongehoorzaamheid, zoals belastingweigering en de blokkades van de militaire vliegtuigbasis van Florennes.
Misschien is dat wel een belangrijke les uit dat heldhaftig geachte verleden waarnaar we met zo veel nostalgie blijven terugverwijzen: dat kracht gebouwd wordt door verscheidenheid op te tellen in plaats van verschillen uit te sluiten. Dat is meteen de kernopdracht voor de komende jaren, als we oorlog willen voorkomen of beëindigen, en als we repressie, uitbuiting en extractivisme willen bestrijden. We moeten niet terugverlangen naar de vredesbeweging van het verleden, we moeten actief bouwen aan de vredesbeweging van de toekomst.
Dit essay verscheen in oorspronkelijke vorm in het Tijdschrift over Cultuur & Criminaliteit.
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in