Moeder Maria, vol van ambitie: de memoires van Arundhati Roy

© Carlo Buldrini

© Carlo Buldrini
Het nieuwe boek van Arundhati Roy is een wereldwijd succes, nog voordat iemand het gelezen had. Gelukkig blijft haar memoir ook na lezing overeind. Meer zelfs: het is een beklijvend en vaak onthutsend verhaal dat een inkijk geeft in het leven van een bijzondere vrouw, een schrijfster, een cultuur en een land. ‘Dit is India, jongedame.’
Ik ben een principiële en onvermurwbare tegenstander van Engelse titels voor Nederlandstalige boeken, ook als onder het schijnbaar onvervangbare Engels in dunne lettertjes, verontschuldigend bijna, toegevoegd wordt: Nederlandse editie. Als een heel boek vertaald kan worden, waarom dan niet de titel?
Ik heb er mij al over opgewonden bij Chimamanda Ngozi Adichie’s Dream Count, en dezelfde wrevel overviel me toen de “Nederlandse editie” van Arundhati Roy’s jongste boek thuis geleverd werd: Mother Mary Comes to Me.
Het zou me zeer verbazen als lezers jonger dan vijftig jaar meteen een kreetje van herkenning zouden geven bij het lezen van die woorden. Wie de jaren ’60 nog meegemaakt heeft, ja, die weet dat het woorden zijn uit een wereldhit van The Beatles. Wij zingen daar dan meteen achteraan: ‘Speaking words of wisdom: Let it be (x4).’ Vervolgens raken we die oorwurm dagenlang niet kwijt, maar dat is naast de kwestie.
Als grote groepen lezers de referentie niet herkennen, is die dan toch zo essentieel dat een vertaling – die het uiteraard zonder Beatlesrefrein zal moeten stellen – onmogelijk is? Neen, want nergens in het boek komt het lied nog voor. En de kans dat je het boek dichtslaat en denkt: ja, moeder Mary sprak echt wel woorden vol wijsheid, is onbestaande. En het idee dat iemand alles bij het oude zou laten (Let it be), is voor Mary Roy pure godslastering.
Wat overblijft: de jeugdjaren die Arundhati Roy in Delhi doorbrengt zijn gedrenkt in Angelsaksische popmuziek – en ja, de Beatles duiken zo nu en dan op, maar niet met Let it Be, wel met She’s Leaving Home, The Yellow Submarine of She Loves You Yeah Yeah Yeah! En haar moeder – de drijvende kracht in deze autobiografische memoir – heet inderdaad Mary. Moeder Maria, niet nederig en in niets de dienstmaagd des heren. Haar magnificat wacht niet op God om de machtigen van hun troon te stoten en de rijken met lege handen weg te zenden: dat doet ze zelf. Behoeftigen helpen: graag. Eenvoudigen troosten: geen tijd voor. Kinderen opvoeden: daar was ze beter niet aan begonnen.
De Moeder-Goeroe
Mother Mary is een autobiografie, ook al is de schrijfster voor een keer wel haar eigen onderwerp, maar nooit helemaal haar eigen middelpunt. Dat is, zeker in de eerste helft van het boek, haar moeder: een dominante en autoritaire vrouw, onvoorspelbaar en ongenaakbaar.
Mary Roy is minder moeder dan sekteleidster – Arundhati Roy zegt het letterlijk – en zoals elke sekteleider dwingt ze onvoorwaardelijke navolging af door straf, vernedering en occasionele beloning. Dat geldt voor iedereen die een baan of een plek wil in haar schoolproject, maar ook voor de tweeling die ze als alleenstaande moeder opvoedt. De enige reden waarom je als lezer de tirannieke Mary blijft verdragen, is omdat Arundhati nooit met haar breekt. Over de beslissing om op haar achttiende van huis weg te gaan, schrijft ze: ‘Ik had de banden met mijn moeder niet doorgesneden omdat ik niet van haar hield, maar om van haar te kunnen blijven houden.’
Er is nog een tweede reden waarom je niet elke bladzijde over Mevrouw Roy – zoals Arundhati haar moeder consequent noemt – uit het boek scheurt. Mary houdt zich staande in een vrouwvijandige wereld. Ze gaat weg van haar alcoholverslaafde man en neemt de tweeling mee. Ze botst met de familie over een huisje in Ooty, waar ze haar intrek neemt. Tegen alle vooroordelen en taboes in, zorgt ze voor een decent inkomen en zet ze daarna een modern onderwijsproject op poten door als een leeuwin te vechten voor een droom die bijna iedereen als een hallucinatie zou beschouwen. En ze slaagt erin de erfeniswetgeving voor Syrische christenen – die dochters uitsluit – te laten schrappen.
Dat laatste maakte van Mary Roy een nationale beroemdheid, maar het was een eenzaam gevecht. Na een gesprek met een vrouw uit de gemeenschap, die de rechtszaak uit haar hoofd probeerde te praten, schrijft Arundhati Roy: ‘Toen we naar buiten liepen, moest ik mezelf ervan weerhouden om weer naar binnen te stormen, al haar poezelige snuisterijtjes van de salontafel te vegen en te zeggen: ‘‘Pardon, hebt u enig idee met wie u zojuist gesproken hebt? Als u denkt dat ze alleen maar vecht voor gelijke erfrechten, dan hebt u het mis. Ze vecht ook voor het recht om geen modelmoeder te zijn, voor het recht om geen lief, dociel vrouwtje te zijn en vooral voor het recht om niet zo godvergeten saai te zijn als u.’’’
De bewondering van Arundhati voor de vrouw die haar moeder was, botst voortdurend met de terreur die ze vanwege diezelfde vrouw onderging. Op bladzijde 64 schrijft ze: ‘Tussen de woede-uitbarstingen en het toenemende fysieke geweld door leerde mevrouw Roy haar dochter dat ze alles kon worden wat ze wilde, als ze maar hard genoeg haar best deed. Voor haar dochter waren die woorden een reddingsvlot dat haar meevoerde over een inktzwarte diepte, over woelige wateren en een dodelijke onderstroom.’
Maar op bladzijde 151 lees je dan weer: ‘Toen ik een keer mijn vaders naam moest invullen op een overheidsformulier, schreef ik de naam van mijn moeder op. De man achter de balie zei dat dat niet mocht, want: ‘‘Dit is India, jongedame.’’ Ik zei dat ik een onecht kind was en mijn vader niet kende. Om ervan af te zijn vulde hij het formulier uiteindelijk maar zelf in. Hij noteerde: Shri Mary Roy, ‘‘Dhr.’’ Mary Roy. Met dat compromis kon ik leven. Want dit was India, jongedame.’
Die ambivalentie ervaart Arundhati Roy niet alleen tegenover Mary Roy, maar ook tegenover het idee van moederschap zelf. Als ze later een relatie heeft met een man, schrijft ze over zijn dochters: ‘... ik was me er scherp van bewust dat ik door mijn eigen ervaringen met het concept moederschap (mevrouw Roy-schap) geen ideale moeder zou zijn. De meisjes en ik smeedden een geheel eigen, unieke band met elkaar. Op een gegeven moment waren we zo hecht dat ze vroegen of ik hun nieuwe mama was. Voor mij was dat woord gekoppeld aan angst en dreiging. Aan straf, astma, het ziekenhuis. Aan woede. Ik wilde er niet mee geassocieerd worden.’
Schrijven om te leven
Ondanks de onafwendbare schaduw die de grote Moeder-Goeroe op haar leven gooit, slaagt Arundhati Roy er wel degelijk in een eigen leven op poten te zetten. Dat begint met studies architectuur, neemt een heel nieuwe wending via de filmwereld tot ze eindelijk het taaldier in zichzelf tot wasdom voelt komen en doorbreekt met De God van Kleine Dingen.
Mother Mary Comes to Me is trouwens een heel goede sleutel om het boek, dat haar zowel wereldberoemd als rijk gemaakt heeft, te herlezen. De roman put met grote emmers inspiratie uit de wederwaardigheden van het gezin Roy, blijkt. Tegelijk vond ik dat de literaire verdienste nog sterker werd als je het verhaal op de realiteit kan leggen.
Wie Arundhati Roy is blijven volgen na haar romandebuut, weet dat ze haar taaldier daarna vooral ingezet heeft voor essays. Dat maakt haar niet minder een auteur, insisteert ze, en dus verwerpt ze de wijdverbreide benaming schrijfster-activiste, ‘een term die ik bespottelijk vond omdat die impliceerde dat een schrijver niet bevoegd was om zich uit te laten over dingen die ingrijpende gevolgen hebben voor mensenlevens.’
Mother Mary situeert die essays niet enkel in de politiek-maatschappelijke ontwikkelingen van India, maar ook in de liefdes, het leven en het engagement van de schrijfster zelf. Bij gelegenheid heeft ze al weleens een sluier gelicht over de interactie tussen leven en schrijven, of over het ontstaan van een essay of engagement, maar dit boek bundelt dat disparate materiaal tot een samenhangend verhaal en maakt daarmee het activisme én het schrijverschap van Arundhati Roy toegankelijk voor een groot publiek.
Natuurlijk blijven er veel vragen open, ook na het lezen van deze wel heel openhartige memoires. Arundhati Roy vermeldt bijvoorbeeld de doorslaggevende rol van Pankaj Mishra om De God van Kleine Dingen gepubliceerd te krijgen, en ze noemt ook Tarun Tejpal, een vriend die samen met Sanjeev Saith speciaal voor die roman een uitgeverij oprichtte (Indian Ink).
Hebben die vriendschappen de roem en het succes overleefd? Het zou met name boeiend zijn om te weten hoe Arundhati Roy omging met de spectaculaire MeToo-affaire die Tejpal in 2013 van zijn voetstuk trok. Ze nam het toen duidelijk op voor de jonge vrouw die aangerand werd, maar hoe verloopt dat in India’s kleine kring van literati?
We hadden een lijstje leuke vragen klaar voor een gesprek met de auteur. Dat interview was ons beloofd en bevestigd, tot haar agent vond dat het allemaal wat veel werd. Dat MO* uitgerekend het soort kritische en onafhankelijke journalistiek bedrijft waarvoor Arundhati zelf ook altijd gekozen heeft: dat is van weinig waarde voor “de agent”. Je kan zo vrijgevochten, antikapitalistisch en tegendraads zijn als je wilt, zodra je je agenda in handen legt van een agent, verdwijnt Arundhati en telt alleen nog de oplage, de verkoop, kortom: de ROI (pun intended; return on investment).
De wildernis van de geest
Op 15 maart 2011 was er geen agent die ons kon beletten te praten. Arundhati Roy had witte lelies in een vaas op de tafel staan en de groene baardvogel die even aan het venster verscheen, kondigde volgens haar de lente aan. Alles was sereen, maar ook gespannen die dinsdagavond in Delhi. We raakten veel van de thema’s aan die ook in haar memoires opduiken: de verwoesting die megadammen aanrichten, het gewelddadige hindoenationalisme, de naxalitische gewapende opstand in Centraal-India en de Indiase bezetting van Kasjmir.
Aan die lange litanie van geweld en tekorten voegde ze tijdens het gesprek moeiteloos een bijkomende serie kritieken toe. Zoals: ‘De economische liberalisering heeft de Indiase samenleving grondig door elkaar geschud. De feodale samenleving met al haar in tradities verankerde ongelijkheden werd door de mixer van de neoliberale groei gehaald, waardoor een nieuwe, consumerende middenklasse ontstond – een heel aantrekkelijk gegeven voor globale markten – met daarnaast een massale onderklasse die als overbodig beschouwd wordt omdat ze geen middelen voor consumptie heeft. Het enige wat die onderklasse geboden wordt, is de belofte dat ze later deel kan worden van de grote consumptiedroom als ze vandaag het beleid aanvaardt dat hen onteigent.’
De avond was gevallen toen we aan het einde kwamen van een lang gesprek over de vele valkuilen waarin India dreigt te trappen. ‘Zijn er weleens momenten waarop u blij bent Indiase te zijn?’ vroeg ik als afsluiter. Arundhati Roy knikte bevestigend. ‘Wat ik vooral apprecieer aan India, is de wildernis van de geest die hier werkelijk bestaat. Voor mij is India geen natie, maar een manier van leven die toelaat buiten de lijntjes te kleuren, die niet alle wanorde onder controle probeert te krijgen. Ik ben nergens vrouwen tegengekomen die zo vrij en krachtig zijn als hier in India, al is dit tegelijk het land waar baby’s vermoord worden omdat ze vrouwelijk zijn. De complexiteit van India is zo groot dat je altijd alle emoties en menselijke capaciteiten nodig hebt om haar te begrijpen en daardoor ga je honderd procent intens leven. Dat wekt tegelijk bewondering als afschuw op, en zo heb ik dat graag.’
Die uitspraak wordt een factor tien intenser na het lezen van Mother Mary.
Ik citeer nog een passage om dat punt te onderlijnen: ‘Mevrouw Roy was te voornaam om zelf haar telefoon te bedienen; ze dicteerde haar berichten aan haar personeel. Dat betekende dat het nooit luchtige berichtjes waren. Het waren kennisgevingen. Beginselverklaringen. Het bericht dat ik die avond ontving, luidde: Ik heb van niemand ter wereld zoveel gehouden als van jou. Ondanks alles wat er tussen ons was voorgevallen, wist ik diep vanbinnen dat dat waar was. Met mijn vastbeslotenheid om mijn hele leven van haar te blijven houden, wat er ook gebeurde, had ik eindelijk haar barrières geslecht. Tegelijk met een golf van geluk voelde ik de kille nachtvlinder uit mijn jeugd op mijn hart neerdalen. Ik voelde dat haar einde nabij was. Met trillende vingers tikte ik een antwoord. Jij bent de bijzonderste, geweldigste vrouw die ik ooit heb gekend. Ik hou zielsveel van je.’
Maar leest u vooral zelf Mother Mary Comes to Me (Nederlandse editie)!

Mother Mary Comes to Me (Nederlandse editie) door Arundhati Roy, is uitgegeven door Wereldbibliotheek. 352 blzn. ISBN 978 90 284 5408 8
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in

