Filmcuratrice Lyse Ishimwe: ‘Afrikaanse cinema is moedig en gedurfd’

Interview

Eenmansproject Recognition brengt Afrikaanse films tot bij een Afro-Belgisch publiek

Filmcuratrice Lyse Ishimwe: ‘Afrikaanse cinema is moedig en gedurfd’

Ze doet op haar eentje wat veel Belgische cultuurhuizen ambiëren maar waar die moeilijk in slagen: Afrikaanse films tot bij een Afro-Belgisch publiek brengen. Met haar eenmansproject Recognition vult Lyse Ishimwe Nsengiyumva moeiteloos de Brusselse filmzalen.

De liefde voor film kreeg Lyse Ishimwe Nsengiyumva met de paplepel ingegoten. Als kind droomde ze weg in de buurtbioscoop van haar vader, in de Rwandese hoofdstad Kigali. Toch kwam haar carrière als filmcuratrice naar eigen zeggen onverwacht. ‘Ik studeerde in België hotelmanagement. Dat was echt iets voor mij, geloofde ik. Maar dat bleek achteraf niet zo.’

De guitige dertiger schudt lachend het hoofd als ze terugdenkt aan zichzelf in een hotellobby. Daarom zocht ze naar wat haar echt passioneerde. Ze begon gretig filmfestivals bij te wonen. ‘Ik zag fantastische Afrikaanse films op het Afrika Filmfestival in Gent en Leuven. Maar het viel me op dat ik haast alleen witte mensen in de zaal zag.’

‘Waarom kennen we onze eigen films niet?’, vroeg ze zich af. ‘We zijn allemaal opgegroeid met Hollywoodfilms en hebben eenvoudigweg geen idee van ons eigen talent.’ Die erkenning en kennis zijn nochtans nodig, meent Ishimwe. ‘Ik zag mooie dingen op het scherm die ik wilde delen met mijn gemeenschap.’

In 2016 trok ze haar stoute schoenen aan en belde ze een van haar idolen op, de Ghanees-Britse filmmaakster Yaba Badoe. ‘Ik vroeg haar of ze een vertoning van haar film Witches of Gambaga (2011) wilde organiseren in Brussel en of ze ook zelf aanwezig kon zijn. Ik wilde er meteen ook een masterclass van maken.’

Badoe bleek niet immuun voor het enthousiasme van Ishimwe, die negen jaar later zelf nog altijd verrast lijkt door het positieve antwoord. De Brusselse bibliotheek Muntpunt gaf haar destijds een zaal die ze mocht gebruiken. ‘Vijftig mensen kwamen kijken, twintig deelnemers volgden de masterclass.’ Ze was trots op haar eerste succes.

Voor de volgende film trok Ishimwe naar Cinema Galeries. Ze overtuigde het management van de Brusselse arthousebioscoop ervan dat ze een zaal van honderd mensen kon vullen. ‘Met Ouvrir la voix (2017) van Amandine Gay slaagde ik er voor het eerst in om op grotere schaal de verbinding met de diaspora te maken.’ De tickets vlogen de deur uit, en al snel moest ze verhuizen naar een nog grotere zaal. ‘Vanaf dat moment was Recognition vertrokken.’

Ze had misschien ook haar filmtips kunnen delen op sociale media of online screenings kunnen organiseren. Maar Ishimwe wilde verbinden. ‘Het is minstens even belangrijk om mensen rond de films samen te brengen. Een gemeenschapsgevoel creëren, daar is het mij eigenlijk meer om te doen.’

Samen is beter dan alleen

Pas toen ze haar eerste vertoning organiseerde werd het haar duidelijk dat ze in de voetsporen van haar vader was getreden. Ze groeide op in Rwanda. Maar tijdens de genocide van 1994 moest haar familie het land ontvluchten. Ze was toen acht en heeft nog herinneringen aan haar leven in Kigali. ‘Mijn vader had een kleine buurtbioscoop. Net zoals bij mij vandaag was dat minder uit economische overwegingen, maar vanwege zijn liefde voor film.’

Haar vader vertoonde Hollywood- en Bollywoodfilms, herinnert Lyse Ishimwe zich. Op het programma stonden weinig lokale films. Maar wat haar is bijgebleven, is de uitbundige sfeer in de zaal. ‘De emoties, de reacties tijdens en na de film: die maken de filmbeleving intenser.’

‘Vrouwelijke Afrikaanse filmmakers krijgen nog steeds niet de plaats die ze verdienen.’
Filmcuratrice Lyse Ishimwe

De genocide zorgde niet alleen voor een abrupt einde van haar jeugd in Rwanda maar ook van de cinemazaal van haar vader. Er volgden omzwervingen in Kenia en Namibië. ‘Waar we ook woonden, film bleef altijd belangrijk in ons gezin. We keken ontelbare films samen.’

De gedeelde ervaring is ook vandaag voor Ishimwe nog even belangrijk als de film zelf. ‘Ik ken mensen die via Recognition vrienden werden. Dat is voor mij het succesverhaal. Niet de aantallen, maar de verbinding tussen de aanwezigen. Ik presenteer de films, verwelkom ook steeds de bezoekers en ga in gesprek.’ Als het kan, nodigt ze de makers uit. ‘Maar is dat niet mogelijk, dan is een gesprek met het publiek zeker zo boeiend. Is er geen maker om duiding te geven, dan proberen we die samen te zoeken.’

Deuren openen

De filmwereld is een klein en vaak gesloten circuit. Aanvankelijk keken makers en filmdistributeurs op toen ze hen contacteerde. ‘Ben je wel zeker? Zal je wel een publiek vinden?’, vroegen ze haar. ‘Ik dacht: geef me gewoon de filmrechten en vertrouw me’, lacht Ishimwe. Negen jaar later gaat het steeds makkelijker, merkt ze. ‘Nu contacteren ze mij.’

Vandaag programmeert ze vooral in Cinema Galeries en cultuurhuis Bozar. ‘Ik ben er altijd welkom.’ Wat haar selectiecriteria zijn, kan ze moeilijk zeggen. Ze programmeert fictie en non-fictie, oude en nieuwe films, van Afrikaanse tot Afro-Amerikaanse. ‘Wat mij raakt, wil ik delen. Dan contacteer ik de distributeur, regel ik een zaal en gooi ik het op sociale media. Het aanbod is erg divers. Ik ben blij dat Recognition geen festival is, want per geprogrammeerde film heb ik de tijd om grondig te evalueren en te leren.’

Soms komen er twintig mensen kijken, soms wel vierhonderd. Haar publiek bestaat niet alleen uit mensen uit de Afrikaans-Belgische gemeenschap. Maar ze is er wel geslaagd om die groep naar de zalen te lokken, bevestigt ze. ‘Mijn publiek? Vaker vrouw dan man. En meestal tussen de 25 en 40 jaar oud’, vertelt Ishimwe. Een beetje zoals zij? Dat moet ze lachend bevestigen. ‘Je moet het soms ook niet ver zoeken. Het publiek lijkt meestal op de organisator. Dat verklaart meteen waarom veel festivals er niet in slaagden net dit publiek aan te trekken.’

Black Panther

Gevraagd naar onverwachte successen blikt ze met trots terug op het feit dat ze de film Moonlight in 2017 in première mocht laten gaan in België. ‘Het was een belangrijke film, en de eerste queer film op ons programma.’

Minstens even belangrijk voor Ishimwe was een reeks activiteiten rond de maakster Rosine Mbakam. De focus op deze Kameroense cineaste die in ons land woont organiseerde ze samen met Bozar en Afropolitan Festival. Ondanks haar uitgebreide palmares   is Mbakam nog niet bekend bij het grotere publiek. ‘Onterecht. Vrouwelijke Afrikaanse filmmakers krijgen nog steeds niet de plaats in de filmindustrie die ze verdienen. Een focus op haar was een belangrijk statement voor iedereen die hierbij betrokken was.’

Verrassen deed Ishimwe ook met de titel van een bekende Disneyfilm, Black Panther (2018). Haar ogen glinsteren wanneer ze terugdenkt aan die avond in Bozar. ‘Een Disneyfilm? Veel mensen vroegen zich af waarom ik die wilde programmeren’, lacht ze. ‘Wel, die film ging over ons. Ik wist hoe belangrijk hij was voor de Afrikaanse gemeenschap. Dus als er een debat over gevoerd zou worden, moesten wij daar deel van uitmaken.’

Uiteraard zou een blockbuster als Black Panther zijn weg naar het publiek wel vinden, zegt Ishimwe. ‘Ik wist dat mensen naar de cinema’s zouden gaan, er waren overal festiviteiten opgezet rond deze film. Ik wilde er gewoon deel van uitmaken, en mijn eigen kleine ding doen. Dat kleine ding draaide uit op iets groots.’

‘Die dag kwamen mensen in hun mooiste kleren naar de vertoning’, vertelt ze nostalgisch. De zaal was tot de nok gevuld. ‘1500 mensen kwamen kijken. Ik herkende zelfs mijn broer in het publiek. Het was de enige keer dat hij kwam. Ik denk dat Bozar nog nooit zoveel mensen uit de Afrikaanse gemeenschap had verwelkomd voor een film. Ik was trots dat ik dat wist klaar te spelen.’

Onafhankelijk

Subsidies vroeg ze nog nooit aan. ‘Misschien is dat omdat ik als vluchtelinge ben aangekomen in België en ik het daarom niet vanzelfsprekend vind om geld te vragen aan een Belgische instelling?’, vraagt Ishimwe zich luidop af. ‘Maar waarschijnlijk ook vooral omdat ik mijn onafhankelijkheid wil behouden. Als je subsidies vraagt, word je misschien ook in een bepaalde richting geduwd.’ 

Lang bekostigde Ishimwe de programmatie met haar eigen salaris. ‘Vandaag kan ik dankzij partners als Bozar bekijken hoe we de kosten verdelen.’ Niet in het rood gaan vindt ze op zich al mooi. ‘Iedereen in de filmwereld weet dat het geen sector is om winst te maken.’

Negen jaar na het begin van Recognition krijgt ook Ishimwe eindelijk de erkenning voor wat ze doet. Vandaag werkt ze als programmatrice voor het International Film Festival in Rotterdam (IFFR). ‘Deze betrekking helpt natuurlijk om de sector nog beter te leren kennen. Als ik nu een distributeur contacteer, kijkt die niet meer vreemd op.’ Ze voelt zich er wel thuis. ‘Filmfestivals zijn heel competitief. Rotterdam is op dat vlak een buitenbeentje. Het kiest vaak voor films die elders niet worden opgemerkt. Ik heb er een grote inbreng, maar er wordt ook geluisterd naar elkaar.’

Ishimwe beseft dat veel films haar niet bereiken. ‘De Afrikaanse filmindustrie kampt met onderfinanciering. Bovendien komen subsidies vaak uit Europa en kun je je afvragen welke films wel en niet gefinancierd worden.’ Over de filmindustrie, de festivals en vooral de financiering van films valt nog veel te zeggen, gelooft ze. ‘Maar ik kan je wel vertellen dat Zuid-Afrika, Senegal en Nigeria de bekende regionale sterkhouders in de filmindustrie zijn. Een groot deel van wat ik aangeboden krijgt, komt uit deze landen.’

Ook de Keniaanse en Kameroense filmindustrie kennen een snelle groei, merkt ze. ‘Maar ik ben uiteraard heel opgetogen als ik een film krijg uit bijvoorbeeld Namibië. En ik zou het fantastisch vinden om eens een film uit Zambia of Malawi te ontvangen.’ Ze kan alleen maar hopen dat het aanbod toeneemt. ‘Want Afrikaanse films zijn vaak moedig en gedurfd.’

Waar dit verhaal eindigt, is voorlopig nog koffiedik kijken. ‘Ik werk binnenkort samen met De Cinema in Antwerpen en plan ook iets te doen in Gent.’ Een eigen filmfestival, dan toch maar? ‘Neen. Als ik mag dromen, word ik verdeler van Afrikaanse films. En finaal wil ik ergens thuiskomen. Dan toch mijn eigen cinema openen.’

Het zou mooi zijn als haar project landt waar de passie begon: de cinema van haar vader. Ze glundert. ‘Dat is de reden waarom Recognition bestaat.’

Deze films tipt Lyse Ishimwe:

Muna Moto (Kameroen, 1975), een klassieker van de Kameroense maker Jean-Pierre Dikongué Pipa. Ngando en Ndomé zijn verliefd en willen
trouwen, maar haar familie herinnert de bruidegom eraan dat hij de traditionele bruidsschat moet betalen.
Een Afrikaanse Romeo en Julia.

Faat Kiné (Senegal, 2001) van Ousmane Sembène. Een veertigjarige vrouw weigert toe te geven aan het stigma van ongehuwd moederschap en doorbreekt het glazen plafond in een door mannen gedomineerde zakenwereld.

Freda (Haïti, 2021) van Gessica Généus. Freda woont met haar gezin in een volkswijk in Haïti. Ze proberen te overleven van hun kleine winkeltje. De onzekerheid en het geweld
dwingen hen ertoe om er alles aan te doen om aan hun situatie te
ontsnappen.

Dit portret werd geschreven voor MO*155, het lentenummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.