‘Denk voor jezelf, kies je eigen weg, en zorg dat iedereen die kansen krijgt’

Interview

Yasmien Naciri wint de Burgerschapsprijs van Stichting P&V

‘Denk voor jezelf, kies je eigen weg, en zorg dat iedereen die kansen krijgt’

Yasmien Naciri is een bezige bij. Ze is drie volle dagen per week vrijwilliger en daarnaast opiniemaker, spreker, auteur, zelfstandig bedrijfsadviseur en vooral: docent internationaal ondernemen, consumentengedrag en project- en changemanagement aan de Karel De Grote Hogeschool. Kunnen we haar een influencer noemen? ‘Neen, dankjewel’, lacht ze, ‘want dan moet ik zwijgen over de thema’s die er echt toe doen.’ 

De jury van de Burgerschapsprijs van Stichting P&V waardeert net het feit dat ze niet zwijgt. Engagement is voor haar een zaak van woord én daad, noteert de jury. Een keuze die ze vormgeeft ‘via opiniestukken, boeken en media-interventies, maar ook via concrete inzet op het terrein – van jeugdwerking tot armoedebestrijding, van diversiteitscampagnes tot het oprichten van solidariteitsorganisaties.’

Het zit in de familie 

We beginnen ons gesprek diep onder de grond, in “de put” of in goed Nederlands: de koolmijn. Grootvader Naciri, afkomstig uit Midden-Marokko, koos voor een bestaan als mijnwerker in Belgisch Limburg. In tegenstelling tot het cliché was hij geen verpauperde analfabeet, maar een telg uit een familie van handelaren, wetenschappers en ondernemers.

In een verder verleden stichtte voorvader Sidi Mohammed bin Nasir de Zawiya Nasiriyya, een van de belangrijkste soefi-bewegingen in de islamitische wereld. Tot vandaag is de familie betrokken bij het beheer van die grote religieuze stichting, inclusief een van de grootste bibliotheken van het land. Ook de familie van Yasmiens moeder is heel divers, met boeren, kleine zelfstandigen en heel wat hoogopgeleiden. Maar voor haar, als meisje, was een universitaire studie niet echt een optie.

Het is onvermijdelijk in elk gesprek over het Limburgse mijn- en migratieverleden, op een bepaald moment citeert ook Yasmien Naciri de mantra van elke ex-mijnwerker: ‘In de put waren we allemaal zwart.’ Met die uitspraak bezwoeren gastarbeiders in de jaren 1960-1970 de soms subtiele maar tastbare vormen van racisme die in de omliggende Kempendorpen opdoken. Het steenkoolstof dat iedereen gelijk maakte, werd op het einde van de shift immers afgespoeld, waarna de mijnwerkers terugkeerden naar hun eigen, gescheiden werkelijkheden. En dus ook naar ongelijkheid en wederzijds gekoesterde vooroordelen.

Opa Naciri hoopte als gastarbeider in België sneller welvarend te worden dan hij in Marokko zou kunnen, en daarna terug te keren. Het ene noch het andere zou gebeuren. Toen de Limburgse mijnen dichtgingen, verhuisden de Naciri’s van Genk naar Mol. Yasmiens vader werd door de studiebegeleiding linea recta richting beroepsonderwijs gestuurd, het lot van heel veel gastarbeiderskinderen. ‘Zowel mijn vader als mijn moeder zijn intelligente mensen’, zegt Naciri. ‘Mensen die intellectueel veel meer in hun mars hadden dan de magere kansen die ze kregen.’ 

Succes is nooit een individuele zaak 

In plaats van de succesvolle terugkeer waarvan grootvader oorspronkelijk droomde, was de realiteit waarin kleindochter Yasmien opgroeide getekend door armoede. Ze vindt het ook belangrijk om dat te benoemen: ‘de armoede uit het verleden wordt al te vaak onzichtbaar gemaakt als er succes op volgt, of dat nu in de vorm van een diploma of van een bloeiende onderneming komt. Je wordt dan bovendien snel misbruikt als een voorbeeld dat het kan, als je maar wil. Maar zo eenvoudig is het niet. Ja, je hebt veerkracht en doorzettingsvermogen nodig om uit armoede te raken, maar ook geluk, bijvoorbeeld. Of leerkrachten die je extra aandacht en stimulansen geven. Een netwerk dat zich opent. Succes is nooit een individuele zaak.’

Tegelijk benadrukt ze hoe afgrijselijk ze de media-obsessie met armoede en ellende vindt. ‘Poverty porn is wel het laatste dat we nodig hebben’, roept ze bijna uit. Die ervaring van opgroeien in armoede zet haar telkens weer aan tot actie tegen armoede, tegen uitsluiting, tegen onrecht. 

Oproeien, zo blijkt, is niet alleen een zaak van kansen en beperkingen, van familie, migratie of inkomen. Het is ook fundamenteel verbonden met een plek. ‘Ik kus nog altijd mijn pollekes dat ik in Mol opgegroeid ben’, zegt Naciri. ‘De aandacht die ik kreeg op school zijn moeilijk voorstelbaar in de superdiverse, grootstedelijke klassen van vandaag. Mijn leerkrachten legden geld bij zodat ik toch mee op uitstap kon – hoe doe je dat als je hele klas vol kinderen uit kwetsbare gezinnen zit? Mijn medeleerlingen en hun hogeremiddenklassefamilies hebben me altijd hartelijk in hun huizen en levens ontvangen, wat mij zelfvertrouwen gaf. Ik leerde zo ook dat ondernemen mogelijk was, en vooral dat je initiatieven kon nemen om maatschappelijke impact te hebben of om een duurzamere wereld op te bouwen.’

Een school is een dorp

We blijven even hangen bij de vraag of leerkrachten in superdiverse klasgroepen wel het talent van elk kind kunnen zien en stimuleren – als er tegelijk zoveel sociale problematiek in de boekentassen zit. ‘Er zijn al veel te veel onderwijsspecialisten in Vlaanderen’, lacht Yasmien Naciri, waarna ze toch haar mening geeft. ‘Het onderwijs vandaag moet ophouden alles te verwachten van de individuele leerkracht, en moet juist veel meer werk maken van een ondersteunend ecosysteem op elke school. Je hebt op school ook jeugdwerkers en maatschappelijk werkers nodig om zowel problemen als kansen bij al die verschillende kinderen te ontdekken en ermee aan de slag te gaan. Enkel zo kunnen we de redenen voor agressief of apathisch gedrag achterhalen en ouders op de juiste manier betrekken. Niet in de verwijtende, maar in de versterkende wijs.’

Dat laatste is cruciaal: ‘Onderwijs zou de impact van de plek waar je wieg stond moeten verkleinen. Dat doe je niet door telkens te roepen dat het de verantwoordelijkheid van de ouders is. Dat zorgt juist voor het uitdiepen van die kloof tussen arm en rijk.’

Een samenleving die onzorgvuldig omspringt met onderwijskansen van kwetsbare kinderen, betaalt daarvoor een hoge prijs. Daar is Yasmien Naciri al lang van overtuigd. En sinds de research voor haar boek over Klassenjustitie nog veel meer. ‘Moeders vertelden me dat de drugsmaffia heel gericht kinderen uitzoekt die het moeilijk hebben op school. Voor hen is het makkelijke geld van drugscriminaliteit extra aantrekkelijk omdat de langere weg via diploma’s en echte tewerkstelling zo vroeg afgesneden wordt. Ja, ouders zijn ook verantwoordelijk. Maar stel je voor wat echte aandacht in het zesde leerjaar of het tweede middelbaar had kunnen betekenen voor die jongens! We weten dat er een dorp nodig is om een kind groot te brengen: waarom bouwen we die dorpen niet in en rond onze scholen?’

‘Keuzes maak ik zelf’ 

Kansen krijgen en kansen creëren. Daarin bleek Yasmien al heel vroeg beslagen. Een van haar opvallende keuzes was haar besluit om als vijfentwintigjarige een hoofddoek te dragen. ‘Ik ben altijd heel duidelijk geweest tegenover iedereen’, zegt ze, ‘ik beslis zelf wel over mijn leven, en ik alleen doe dat.’ Dat spoort met de basisovertuiging die thuis gold: denk voor jezelf, kies je eigen weg. Maar dat ging gepaard met veel zoeken en twijfelen: was ze gelovig, en wat betekende dat? Waarom liet God geweld en onrecht toe als hij almachtig is? Wat is haram en wat is halal, en hoe belangrijk zijn die zaken?

‘Thuis werd die beslissing niet enthousiast onthaald. Mijn moeder vond dat je geloof in je hart zat, en niet op je hoofd hoefde te staan. Daar was ik het wel mee eens, maar ik wou uitproberen of die keuze me spiritueel zou versterken en moreel beter zou sturen.’ Het antwoord op die dubbele vraag was eerder teleurstellend: in haar hart en spiritualiteit veranderde er weinig, terwijl zij zelf in de ogen van de anderen net heel erg anders werd – op straat leidde dat tot scheldwoorden en nauwelijks vermeden fysieke agressie.

Dat de hoofddoek na enkele jaren weer verdween, was geen toegeving aan de tegenstanders, maar een erkenning dat de spirituele zoektocht langs andere wegen moest verlopen. Want, voor alle duidelijkheid, het zoeken zelf is misschien belangrijker dan de troost van het vinden.

‘Iedereen heeft behoefte aan zingeving’, zegt ze. ‘Voor mij gaat dat altijd over de compassie die je opbrengt voor andere mensen. Ruimte maken voor anderen, opschorten van oordelen. Een goede oefening is om te kijken naar gevangenen. Een spontane houding is veroordelend, want ze hebben wetten overtreden en anderen schade berokkend – soms op brutale manier. Maar laat je oordeel los, plaats de misdaad in zijn context en je komt uit waar onze rechtsstaat voor bedoeld is: bij de tweede kans, het herstel, de medemenselijkheid. Echte zingeving is dan ook verbindend.’

Het belang van persoonlijke, individuele keuzes staat soms ook op gespannen voet met onze behoefte aan verbinding en collectief belang. Yasmien Naciri is zich heel scherp bewust van die spanning. ‘Ik behoor tot een gemeenschap, maar ben niet van die gemeenschap’, vat ze het kort samen. Met andere woorden: ze wil niet dat sociale normen en verwachtingen belangrijker worden dan eigen keuzes en ambities. Die gemeenschapsdruk is zeker niet enkel een zaak van religieuze of etnische gemeenschappen, ze komt die ook tegen in politieke of ideologische groepen.

Tegelijk is ze ook tot het besef gekomen dat het afwijzen van je eigen gemeenschap al snel egocentrisch en eenzaam wordt. ‘Een gemeenschap waarin je je afkomst, taal, religie of overtuiging deelt met anderen, is voor veel mensen ook de springplank die ze nodig hebben om in de maatschappelijke oceaan met al haar mogelijkheden en bedreigingen te duiken.’

‘Het verwaarlozen van mensenrechten van anderen ondergraaft op termijn je eigen rechten. Dat is misschien wel de basis van mijn actief burgerschap: inzet voor de rechten van anderen is tegelijk een bron van zingeving voor mezelf; het is opkomen voor het belang van wie me lief is én voor wie me vreemd is.’

Met dat laatste raakt Yasmien Naciri aan een kernpunt van haar engagement: solidariteit kan niet beperkt worden tot wie op je lijkt. En dus, concludeert ze, is de roep voor “eigen volk”-solidariteit in feite een politiek van uitsluiting, ook al doet die slogan het uitstekend in onzekere en moeilijke tijden. Tegelijk ziet ze dat sociaaldemocraten in Europa solidariteit steeds minder belangrijk vinden en vervangen door mensenrechten.

‘Maar wat ben je met individuele rechten zonder toegankelijke zorg? Wat ben je ermee als de overheid vervolgens zelf tekorten in de opvang van asielzoekers organiseert? Wat zijn mensenrechten voor de daklozen die leven in een doodlopend straatje? Zonder solidariteit, die altijd gevoed, verdiept en verruimd moet worden, kan je geen rechtvaardige samenleving opbouwen.’ 

De handen uit de mouwen 

In 2018 publiceerde Yasmien Naciri haar eerste boek: Wij nemen het heft in handen. Dat was de neerslag van haar prille werk als opiniemaakster: columniste voor De Morgen, praatgast in De Afspraak, enzovoort. Maar misschien nog meer was deze bundel opstellen over (onder andere) diversiteit, onderwijs, wederzijdse integratie en meertaligheid een reflectie op haar leven als “doener”.

‘Wij leefden naar het Arabische gezegde dat waar er plaats is voor vijf handen in de coucouskom, er altijd nog een zesde bij kan.’ Dat leidde al op jonge leeftijd tot veel vrijwilligerswerk. Ze was pas negentien toen ze haar eerste initiatief op poten zette: Amana.

Euro per euro werd ingezameld om er voedselpakketten voor daklozen mee te betalen. Ze ging erover spreken, tot in Nederland toe, waardoor er steeds meer middelen kwamen. Tot ze besefte dat voedselpakketten geen structureel antwoord boden, maar mensen net afhankelijk maakten. ‘Maar een structurele aanpak in Antwerpen of Brussel was te hoog gegrepen voor ons, waardoor het initiatief helemaal geheroriënteerd werd op de noden van dorpen in Marokko. De kosten om daar iets te doen waren lager en de bureaucratie veel minder, dus gingen we aan de slag met het boren van waterputten en het aanleggen van waterleidingen. Dat leverde snel mooie resultaten op, al hebben we ook wel af te rekenen gehad met pogingen om het politiek te recupereren. Daarna kregen we de vraag van schooldirecties om mee te investeren in betere meisjestoiletten, wat leidde tot het bouwen van hele schooltjes.’

Naciri was pas negentien toen ze haar eerste initiatief op poten zette: Amana.

Maar ook dat droeg niet voldoende bij tot structurele verandering. ‘We maakten het allemaal waar met veel inzet van vrijwilligers, maar het kwam er volgens mij al te vaak op neer dat ik de oplossing kende voor een probleem van andere mensen. Wat ik intussen leerde, was het belang van samenwerken met andere mensen, organisaties of instellingen.’

Alleen is dat dan weer lastig wanneer die verschillende spelers ook concurrenten zijn voor de almaar krimpende subsidies. Misschien is zelfreflectie nog wel het belangrijkste: doen, nadenken, leren, groeien. Er is de schoonheid van het prille vrijwilligersinitiatief waarin alles door idealisten wordt samengebracht, maar dat volstaat niet om de wereld te veranderen. Het is ook niet vol te houden.’ 

Yasmien Naciri wil eerst voldoende kennis en ervaring hebben eer ze zich over een onderwerp uitspreekt. ‘Daarom besteed ik nog altijd minstens drie dagen per week aan vrijwilligerswerk.’ Het is immers in die bestuursraden en engagementen dat ze de inzichten opdoet om te spreken over onderwijs, armoedebestrijding, jeugdwerk, arbeidsmarkt en ondernemerschap – haar “thema’s”. Naciri is of was bestuurder bij het Netwerk tegen Armoede en Formaat Jeugdhuiswerk Vlaanderen, maar ook bij de Ancienne Belgique, Saam vzw, Hannah Arendtinstituut, en ze is regeringscommissaris bij het Mukha, commissaris bij de Taalunie,en lid van het XXXcomité bij Literatuur Vlaanderen...

De kennis die dat oplevert, wordt in de samenleving en zeker op sociale media, dikwijls niet gezien, merkt ze. Maar dat belet haar niet om in toenemende mate haar eigen stem te vinden en ook in te zetten. Op amper een decennium is de frisse, nieuwe opiniemaakster uitgegroeid tot de auteur van een spraakmakend en toonaangevend boek over klassenjustitie.

Hoe blind is Vrouwe Justitia? 

Ze is niet juridisch geschoold. Dat beseft ze, en ze wordt er geregeld aan herinnerd. ‘In Klassenjustitie. Hoe blind is Vrouwe Justitia waag ik me dan ook niet aan een juridisch boek. Ik analyseer geen wetteksten. Ik benader justitie als betrokken burger, en dat is belangrijk want de rechtsstaat mag niet overgelaten worden aan juridische professionals. We zijn allemaal samen verantwoordelijk voor de samenleving.’

Naciri werd voor dit boek getriggerd door de ophef over het Reuzengom-proces, naar aanleiding van de dood van Sanda Dia. Het breed gedeelde aanvoelen dat het gerecht met twee maten en gewichten werkte, schokte ook haar – maar ze wou niet zomaar mee in de stroom van gedeelde verontwaardiging. Ze wou weten of er inderdaad sprake is van systematische, bewuste en directe discriminatie van armen, al dan niet met migratie-achtergrond.

Het boek is meer een zoektocht dan een aanklacht, al is er zeker reden tot ongerustheid én actie. Naciri: ‘Wie de wet overtreedt én een migratie-achtergrond heeft, heeft significant meer kans op voorlopige hechtenis. En wie in voorlopige hechtenis gezeten heeft, loopt significant meer kans op een veroordeling én een celstraf daarna. Dat blijkt uit uitgebreid academisch onderzoek. Vervolgens hebben diezelfde mensen veel minder kansen als ze vrij komen, omdat ze een vangnet missen, omdat ze geen werk vinden, geen huis hebben, geen opleiding. Ik verneem bijvoorbeeld dat sommige Reuzengommers plannen hebben om hun naam te veranderen. Dat zou hen helpen om echt opnieuw te beginnen – en die tweede kans gun ik hun van harte. Maar wie heeft toegang tot zulke kansen?’

Toch weigert Yasmien Naciri om volmondig ‘ja’ te antwoorden op de vraag of er sprake is van klassenjustitie in België. Waarom? ‘Omdat er te weinig onderzoek is om zulke conclusie te trekken. In tegenstelling tot Nederland of Frankrijk, mankeren we in België gewoon harde cijfers. We lopen hopeloos achterop qua transparantie en onderzoek. En als dat onderzoek er komt, dan zal blijken dat er veel meer gaten in de rechtsspraak zitten dan enkel klassenjustitie – al blijft dat een kwaad dat bestreden moet worden waar en wanneer het zich voordoet.’ 

De toekomst heeft vele perspectieven 

Toekomst is voor de 33-jarige Yasmien Naciri nog een heel ruim veld. Ze wil haar maatschappelijke engagement niet inruilen voor huisje, tuintje, kindje, maar iets meer ruimte voor persoonlijk en gedeeld geluk lijkt toch een prioriteit. Al wordt dat plan meteen gevolgd door de ambitie om nog meer te kunnen betekenen op de brug tussen justitie en samenleving, met name om de ongelijkheden die daar spelen aan te pakken. En, ja, het pad van de journalistiek lijkt haar ook wel aantrekkelijk om te verkennen. 

‘En verder’, voegt ze er in één adem toe, ‘wil ik meer betekenen voor vrouwen in kwetsbare posities, met name slachtoffers van misbruik en seksueel geweld. Er gebeurt te weinig op dat vlak. En vrouwen met een migratie-achtergrond vallen nog vaker door de mazen van dat veel te kleine net. Je hebt enerzijds een witte, paternalistische houding die vrouwen van kleur wil redden van hun eigen cultuur – en dat werkt contraproductief. Maar er is anderzijds wel degelijk een cultureel probleem in veel gemeenschappen, want van vrouwen wordt verwacht dat ze de eer van de familie hooghouden, en dat ze bij huiselijke problemen sabr tonen: geduld, doorzettingsvermogen, zeg maar aanvaarding. Dat leidt ertoe dat veel vrouwen hun leven aan zich voorbij zien gaan. Op dat vlak is er echt nog veel werk te verrichten, zeker voor vrouwen die zelf opgegroeid zijn in hun land van herkomst en dan uitgehuwelijkt werden aan jongens die hier opgroeiden maar wel van onderworpen vrouwen dromen.’ 

Maar ook de toekomst is niet enkel individueel. Hoe ziet ze onze collectieve toekomst? Lijdt haar gedrevenheid niet onder de doemwolk die boven 2025 hangt? ‘Neen, integendeel.’ Yasmien Naciri is duidelijk: ‘We moeten ons duidelijker dan ooit uitspreken. Over oorlog en genocide, maar ook over ongelijkheid en discriminatie in de eigen samenleving. Het wordt anders al te makkelijk voor rechts om justitie, onderwijs, jeugdwerk en rechtvaardigheid in het algemeen te verwaarlozen.’

En neen, ze heeft niet het gevoel dat vrijwilligersinitiatieven en duidelijke opinies boter aan de galg zijn. ‘Onze inzet is anno 2025 net nodig om de schade die anderen aan onze toekomst berokkenen te beperken. De EU verloor internationaal alle geloofwaardigheid op vlak van mensenrechten en internationale rechtsorde door de laffe houding tegenover Israël. De wereldorde die bedoeld was om voor vrede en wederzijds respect te zorgen, ligt aan scherven. Laten we het daarbij? Of gaan we in tegen de huidige wanorde met een duidelijk moreel kompas? Wat mij betreft is de keuze snel gemaakt.’ 

Ontvang het beste van MO* rechtstreeks in je mailbox

Schrijf je nu in op onze gratis nieuwsbrieven en wij houden je op de hoogte van wat er gaande is in onze mondialiserende en snel veranderende wereld. 

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in