‘De visserijovereenkomsten tussen de EU en Afrikaanse landen zijn allesbehalve duurzaam’

Benaissa Nams

05 maart 2025
Opinie

Een koloniale logica die uit is op winstmaximalisatie ten koste van andere volkeren

‘De visserijovereenkomsten tussen de EU en Afrikaanse landen zijn allesbehalve duurzaam’

De visserijovereenkomsten tussen de EU en Afrikaanse landen zijn allesbehalve duurzaam, schrijft politicoloog Benaissa Nams. ‘Ze stimuleren illegale visserij en vormen een rechtstreekse bedreiging voor lokale vissers.’

In alle stilte werd in februari de overeenkomst verlengd tussen de EU en Kaapverdië om Europese industriële vissersschepen toegang te geven tot de Kaapverdische kust voor grootschalige visserij. Soortgelijke overeenkomsten zijn de afgelopen jaren gesloten met andere landen in dezelfde regio, zoals Sierra Leone, Senegal, Marokko en Mauritanië.

Dat is tegen de zin van lokale vissersgemeenschappen, die al verschillende keren de alarmbel hebben geluid over de bedreiging van de industriële visserij voor hun levensonderhoud door een tekort aan vis. Dat leidt vaak tot menselijke drama’s of de overweging van vissers die de oversteek naar Europa willen maken bij gebrek aan perspectief om hun beroep uit te oefenen.

De EU verpakt deze overeenkomsten, de zogenaamde SFPA’s (Sustainable Fisheries Partnership Agreements), als een behoefte voor internationale samenwerking, om vis als voedselvoorziening te kunnen blijven garanderen. Maar in de feiten gaat het om Europese vissersschepen toegang geven tot de West-Afrikaanse wateren.

Levensonderhoud

In Kaapverdië speelt visserij een belangrijke rol in de economie op vlak van werkgelegenheid en levensonderhoud. Volgens een rapport uit 2020 van de Voedsel -en Landbouworganisatie draagt de visserij voor 2% bij aan het bbp en biedt de sector werk aan 6283 voltijdse visserijwerkers. 16% daarvan zijn vrouwen die de naoogstactiviteiten, zoals visverwerking, verzorgen. De sector is goed voor 80% van de export en maakte in 2017 een omzet van 37,6 miljoen dollar.

Toch heeft Kaapverdië net zoals andere buurlanden een overeenkomst met de EU ondertekend van vijf jaar. Dat zal tot 56 EU-vaartuigen toelaten in zijn wateren om te vissen op tonijn en gelijkaardige soorten. In ruil daarvoor krijgt Kaapverdië een magere 780.000 euro. Een deal die goed zal uitpakken voor de Europese vissersorganisaties.

Dit soort deals zijn dus allesbehalve ‘sustainable’ en werken overbevissing, vervuiling en klimaatverandering in de hand. Al in 2019 onderzochten onderzoekers de ‘duurzame visserijovereenkomsten’ van de EU met West- en Centraal Afrikaanse landen. De conclusie is dat deze akkoorden neerkomen op overexploitatie van de visbestanden in de regio’s. Daarmee ondermijnen ze de voedselzekerheid en de economische zekerheid.

Daarnaast is er een selectieve toepassing door de EU van de regelgeving op vlak van de bestrijding van illegale en ongereguleerde visserij (IUU). Niet alleen grote Europese vissersbedrijven hebben hun weg gevonden naar deze regio’s, ook China en Rusland sluiten gelijkaardige overeenkomsten.

Een van de regels uit de IUU is bijvoorbeeld het garanderen van een afstand tussen de grote schepen en de lokale vissers, het zogenaamde verbod op grote schepen in de 200 mijlzone.

In een gesprek met MO*magazine een paar jaar geleden onthulde George Francis, een 63-jarige havenmeester uit Sierra Leone het verhaal van Europese schepen die 's nachts tegen de kust varen om te vissen terwijl de overheid hiervan op de hoogte is. Hij geeft aan dat de lokale autoriteiten niets doen, ondanks zijn verwoede pogingen om dit aan te kaarten.

Daarnaast is het een publiek geheim dat schepen die betrapt worden op illegale visserij, de maritieme autoriteiten betalen met steekpenningen. Een indirect gevolg van deze praktijken is dat tal van lokale vissers zoals George tegenwoordig nauwelijks vis ophalen.

(Lees verder onder de leestip)

Nog volgens een rapport van 2022 lopen West-Afrikaanse landen naar schatting 9,4 miljard dollar aan inkomsten mis door illegale visserij. Een andere regel is dat boten onder EU-vlag niet mogen vissen op private overeenkomsten met lokale overheden of bedrijven. Onderzoek van de internationale ngo Oceana heeft aangetoond dat, ondanks deze wettelijke beperkingen, EU-lidstaten boten onder hun vlag toestaan om in West-Afrikaanse wateren te vissen.

Andere westerse ngo’s, zoals Sea Shepherd en Greenpeace, rapporteren ook geregeld inbreuken van verschillende buitenlandse trawlers, al hebben ze de neiging om niet-Europese overtreders aan te geven. Europese vissersbedrijven blijven vaak buiten schot. Het suggereert een soort zeevaartchauvinisme van Europese vloten die deugdelijker zouden zijn dan Russische en Chinese visrederijen.

De olifant in de kamer

Ondanks de pogingen tot een coherent visserij- en ontwikkelingsbeleid van de EU blijft de grootste oorzaak niet vermeld: grote kapitaalkrachtige vissersrederijen die uit zijn op winstmaximalisatie en een verwoestende invloed hebben op mens en milieu. Naast de overtredingen van Europese boten beschadigen industriële trawlers regelmatig de visnetten van lokale vissers. Dat heeft een rechtstreeks gevolg op de visvangst en op de lokale marktwerking.

Maar daar stopt het niet. In een recent artikel van Dialogue Eearth getuigt Nije, een lokale visser, dat trawlers de geldende regels systematisch aan hun laars lappen door te vissen tijdens het visverbod in de zesmaandelijkse winterperiode. Dit is de periode waarin vissen de tijd hebben om zich voort te planten. Eigenaars van grote vloten betalen smeergeld aan lokale autoriteiten die een oogje dichtknijpen.

‘Terwijl het de rest van de wereld voedt, kunnen wij geen vis vangen om op te eten.’
visverkoper uit Sierra Leone

Een ander probleem is de aantasting van het oceanisch ecosysteem. Een van de 9 planetaire grenzen waarvan de zuurtegraad bijna overschreden is. Neem nu het vismateriaal, zoals netten en lijnen, dat men in zee achterlaat. WWF heeft het over plastic afval dat een van de dodelijkste vormen is voor zeedieren. De dierenrechtenorganisatie verwijst ook naar de industriële vangsttechnieken die schadelijk zijn voor onze ecosystemen. Zo schrapen sleepboten tot 2000 meter diep in het water met zware netten de bodem. Op die manier gaan koraallandschappen kapot.

Bovendien heeft sleepnetvisserij op grote schaal veel energie nodig. De hoeveelheid CO2 die naar schatting vrijkomt tijdens zo’n proces is evenveel als die van de luchtvaartindustrie. Geen wonder dat de temperatuur van oceanen verder opwarmt en vissen uitsterven of in het beste geval migreren.

Behalve de vissen zelf overwegen ook vissers te vertrekken uit de regio omdat ze nauwelijks kunnen overleven van de slechte vangsten. In een Greenpeace-rapport spreekt men over een gebrek aan werk in de sector, zowel op zee als aan land. Visverkopers uit Sierra Leone getuigden tegenover Greenpeace Nederland dat ze niet profiteren van de industriële visserij. ‘Terwijl het de rest van de wereld voedt, kunnen wij geen vis vangen om op te eten.’ Zonder de visserij in West-Afrika echt te verduurzamen, is de voedselzekerheid van de lokale bevolking niet gegarandeerd, met alle gevolgen van dien.

Wat nu?

Het verband tussen een onrechtvaardig visserijbeleid, klimaatopwarming en migratie is duidelijk zichtbaar in rapporten en in de getuigenissen van lokale vissers. Het komt erop neer dat de huidige overeenkomsten illegale visserij stimuleren en daarmee een rechtstreekse bedreiging vormen voor lokale vissers.

Net daarom is coalitievorming de weg om in een veel gunstigere machtspositie naar de onderhandelingstafel met de EU te komen en overeenkomsten af te sluiten die eerlijker zijn. Tegelijkertijd zal de EU harder moeten optreden tegen wetsontduikingen wil ze serieus genomen worden in haar ambities voor een duurzaam visbeleid.

In de tussentijd beloofde de Europese Green Deal een nultolerantiebeleid voor illegale en ongereguleerde visserij. Zal de Europese Commissie haar woorden waarmaken en eerlijke sancties opleggen aan haar eigen vloten?

Daarnaast moeten overheden van Afrikaanse landen de nodige investeringen doen in infrastructuur zodat vis niet naar Europa gaat maar in eigen land verkocht wordt aan buitenlandse bedrijven. Op deze manier stimuleer je werkgelegenheid in de regio en vindt de winstgevende verwerking in de Afrikaanse landen plaats.

En daar mag het niet stoppen. Overheden moeten de focus leggen op het hele visbeheer door in te zetten op wetenschappelijk onderzoek en monitoring en controle op zee. Stappen naar een echt duurzaam visbeleid is bepalen hoeveel en welke vispopulaties de zee bevat.

Met deze gegevens kan er vervolgens een eerlijke verdeelsleutel worden vastgesteld. Ook moeten er quota komen voor buitenlandse vissers, zodat er vis overblijft voor lokale vissers. Dat moet samengaan met controles en sancties om illegale en ongereguleerde visserij tegen te gaan.

Tot slot moeten overheden zorgen voor een democratisering van het visserij -en aquacultuurbeleid. Dat komt neer op het betrekken van de lokale gemeenschappen in de besluitvorming van het beheer van duurzame en industriële visserij, het faciliteren van opleidingsmogelijkheden en strategieën ontwikkelen voor jobcreatie.

Gambia en Senegal zijn landen die deze weg hebben ingeslagen door te experimenteren in innovatieve projecten. Dit soort progressieve beleidsmaatregelen zijn belangrijk en broodnodig maar zijn slechts effectief als de deals met grootmachten zoals de EU en China duurzamer en eerlijker zijn.

Benaissa Nams is politicoloog. De auteur schrijft in eigen naam. Dit artikel staat los van de MO*redactie.