Bernard Mazijn
Toen ETS2 nog niet bestond. Twintig jaar eerder. Over Mariette en Gerard.
“‘‘Zullen Mariette en Gerard hun huis ook energiezuinig kunnen maken?’’

Een straat met rijhuizen in Gent.

Een straat met rijhuizen in Gent.
Bernard Mazijn, oud-beleidsdirecteur duurzame ontwikkeling en sociale economie herinnert zich hoe moeilijk overheidsbeleid tot stand komt in ons gefederaliseerd land. Nu de Europese Unie de klimaatdoelstellingen bepaalt en geld aan de lidstaten geeft om die te realiseren, zal België dit keer wel beleid uitwerken voor de man en vrouw in de straat?
Mariette en Gerard wonen in mijn straat.* Een rijwoning uit de jaren ’60 in een deelgemeente van een centrumstad in Vlaanderen. Ze wonen er al sedert ze getrouwd zijn en willen er niet weg. Toch baart de energiefactuur hen zorgen. Je woning energetisch (laten) renoveren: “Hoe begin je daaraan?”, vragen ze zich al jaren af. Terecht. Voor hen en vele, vele anderen is de stap van bezorgdheid naar actie niet eenvoudig.
Even terug in de tijd. Twintig jaar geleden. Getuigenis van een persoonlijke ervaring. Ik werkte toen als beleidsdirecteur duurzame ontwikkeling en sociale economie (2004-2007) bij een federaal regeringslid. Vanuit die bevoegdheden probeerden we om tot structureel beleid ‘energiebesparing in woningen’ te komen, in het bijzonder bij de sociaal zwaksten. (Lang voor ETS2 werd bedacht en ingevoerd, én de opmaak van een Sociaal Klimaatplan van Europese lidstaten werd geëist.)
Destijds was het lenen bij banken voor energetische renovatie in woningen duur. Ook was toen al duidelijk dat het ritme van energiebesparing in de tertiaire sector moest worden opgevoerd: 80% van de woningen was langer dan twintig jaar geleden gebouwd met weinig energiebesparende maatregelen (isolatie van dak, muren, vloer of ramen) of installaties voor ‘zuinige’ en/of ‘groene’ energie (condensatieketel met hoog rendement, thermische en/of fotovoltaïsche zonnepanelen, warmtepompen).
Wat is ETS2?
In 2023 werd de Europese regelgeving rond uitstoothandel herzien en daarbij werd een tweede systeem ontwikkeld: ETS2. Dit nieuwe ‘emissiehandelssysteem’ is ontworpen om de broeikasgasuitstoot van gebouwen, wegtransport en bijkomende sectoren (voornamelijk kleine industrie die niet onder het bestaande emissiehandelssysteem, ETS1, viel) te helpen verminderen. ETS2 is dus een aanvulling op de andere beleidsinstrumenten van de Europese Green Deal en ondersteunt de lidstaten om hun klimaatdoelstellingen te bereiken. Het systeem treedt vanaf 2027 in werking.
Het ETS2-systeem richt zich op de leveranciers van fossiele brandstoffen, onder andere stookolie, gas, diesel en benzine. Deze actoren moeten voortaan uitstootrechten kopen voor elke ton CO₂ die hun producten uitstoten. Dit zal de prijs van de producten doen stijgen en hun milieu-impact beter weerspiegelen.
Het doel van ETS2 is om gezinnen, kleine ondernemingen en dienstverleners aan te moedigen om voor duurzamere oplossingen te kiezen: bijvoorbeeld gebouwen beter isoleren, overstappen op fietsen, openbaar vervoer, elektrische voertuigen of milieuvriendelijkere verwarmingssystemen. Verbruik je minder fossiele brandstoffen en investeer je in duurzame alternatieven, dan kan je je energieverbruik slimmer en voordeliger maken.
Bron: klimaat.be
Gezien de regio’s op dat moment er weinig werk van maakten, namen we vanop het federale niveau initiatief vanuit de bevoegdheden duurzame ontwikkeling en sociale economie. Het beleidsvoornemen: de oprichting van een rollend Fonds voor Energiebesparing. Dit was echter buiten de gewesten gerekend, in het bijzonder de Vlaamse regering Leterme I waar het nationalistische kartel CD&V/N-VA aan het roer stond.
Sowieso waren er al spanningen met de paarse federale regering Verhofstadt II over van alles en nog wat, maar de federale regering die zich zou inlaten met ‘energiebesparing’, een expliciet regionale bevoegdheid sedert de tigste staatshervorming, dat was meer dan een brug te ver voor Vlaanderen. Echt beleid werd wel niet gevoerd, maar het gaat om het principe, nietwaar?
Politiek is echter de kunst van het onmogelijke mogelijk te maken en dus werd er creatief nagedacht hoe we dit wel konden realiseren. Jeux de mots. Fonds ter Reductie van de Globale Energiekost (FRGE). Zelfde doelstelling.
In essentie kwam het erop neer dat de operationalisering ging via lokale entiteiten opgericht door steden en gemeenten. Afhankelijk van het aantal inwoners en het percentage van de sociale doelgroep die er woonde, konden zij een subsidie krijgen om een loket te openen (tot een maximum van twee voltijds equivalenten) met als kerntaken: 1. burgers advies geven op het vlak van energiebesparing en 2. leningen tot maximum 10.000 euro verstrekken aan 2% voor iedereen en aan 0% voor de sociaal zwaksten (met betrokkenheid van het OCMW). Na verloop van tijd hadden enkele tientallen steden en gemeenten met het FRGE een contract afgesloten.
Eerst vanuit het kabinet, later als voorzitter van de Raad van Bestuur van het FRGE, lag mijn ambitie een stuk hoger dan wat we hadden mogelijk kunnen maken met de te beperkte budgetten: zie een opiniestuk uit december 2008. We hadden berekend dat er in ons land 10.000 woningen per jaar moesten worden aangepakt om toch enige vaart te maken. Een tienjarenplan met een energetische renovatie van 400.000 woningen zou 16.000 jobs creëren en 400 miljoen euro per jaar besparen aan werkloosheidsuitkeringen. Jaarlijkse kostprijs: om en bij de 50 miljoen euro.
Jammer genoeg werd deze redenering (toen) niet gevolgd. Het berekenen van terugverdieneffecten op die basis was not done. Het waren de tijden van het absolute geloof dat het verminderen van de belastingdruk voor ondernemingen het wondermiddel was om tewerkstelling te creëren.
Wij hadden ons oog voor de leningen laten vallen op de toen slapende miljarden van Synatom, verantwoordelijk voor het aanleggen en beheren van een provisie voor de nucleaire voorzieningen, zeg maar de kosten voor de ontmanteling van kerncentrales. Ons voorstel vanuit het FRGE was om bij Synatom een lening tegen inflatierente aan te gaan. Die oproep werd herhaald in een opiniestuk van mei 2011 en in brieven aan de bevoegde federale minister. Tevergeefs.
Eind 2012 komt er een einde aan mijn zesjarig mandaat als FRGE-voorzitter, begin 2015 wordt de vennootschap ontbonden en zonder schulden vereffend als gevolg van de zoveelste staatshervorming. De gewesten hebben de doelstelling en de inspanningen van het FRGE niet systematisch en samenhangend overgenomen. Er blijven nog steeds vele woningen over die energiezuinig moeten worden gerenoveerd.
Terug naar Mariette en Gerard in een gewone straat, ergens in Vlaanderen. Ze hebben niet gestudeerd of toch niet in een richting waar energiebewust renoveren wordt aangeleerd. Hoe eraan te beginnen? Als ze dan al overtuigd zijn dat er iets zou moeten gebeuren, dan is de stap naar handelen vaak moeilijk.
Ik pleit al lang – excusez-le-mot in deze tijden - voor boots on the ground. Facilitators met deskundigheid die proactief letterlijk gaan aankloppen bij de Mariettes en Gerards van deze wereld: “Mogen we binnenkomen? We zijn gestuurd door de gemeente en zouden eens willen bekijken hoe we jullie van dienst kunnen zijn om energie te besparen.” Met steun gedurende het hele renovatietraject. Ontzorgen noemen we dat.
Prioriteit voor de doelgroep van de sociaal zwaksten. Woning per woning, appartement per appartement, wijk per wijk, deelgemeente per deelgemeente. Dit vergt investeren in mensen, niet alleen in technologie via subsidies of klimaatcheques, over een heel lange periode via lokale entiteiten. Het voorstel ligt in lijn met wat binnen het kader van de Staten-Generaal voor een Rechtvaardige Transitie werd geformuleerd door stakeholders op hun Forum (2023) onder de titel ‘Implementatie van begeleidende processen’.
Het investeren in sociaal kapitaal lees ik niet in de beleidsplannen. Er wordt wel lippendienst betoond aan de noodzaak van ‘een rechtvaardige transitie’, maar er wordt niet doorgepakt, overal en altijd. Zelfs met de 2,2 miljard euro die voor België (gewesten en federaal) uit de opbrengsten van ETS2 beschikbaar komt, zie ik het niet goed komen voor Mariette en Gerard.
* Mariette en Gerard zijn fictieve namen.
Bernard Mazijn is expert duurzame ontwikkeling. In de periode 2004-2007 was hij beleidsdirecteur duurzame ontwikkeling en sociale economie.
De meningen en standpunten in deze opiniebijdrage zijn die van de auteur en weerspiegelen niet noodzakelijkerwijs die van de MO*redactie.
Lees ook
Niets missen?
Abonneer je op (één van) onze nieuwsbrieven.


