Liever lokale producten dan import uit Thailand
Cambodjaanse ondernemers slaan munt uit anti-Thaise gevoelens
)
Onderneemster Kanha verwelkomt haar nieuwste personeelslid. Cambodjanen willen liever geen Thaise producten meer, waardoor haar cosmecticabedrijf sterk groeide.
© Kris Janssens
)
Onderneemster Kanha verwelkomt haar nieuwste personeelslid. Cambodjanen willen liever geen Thaise producten meer, waardoor haar cosmecticabedrijf sterk groeide.
© Kris Janssens
Thailand en Cambodja zijn voor een tweede keer in een half jaar tijd een staakt-het-vuren overeengekomen. De wapens mogen dan misschien wel zwijgen, voor de Cambodjanen is het duidelijk: ze willen het liefst weer producten uit eigen land in plaats van Thaise import. Cambodjaanse ondernemers zien hun kans.
Wat eind mei begon met een schermutseling aan de grens, groeide deze zomer uit tot een gewapend conflict. De Amerikaanse president Trump bemiddelde in oktober om een verstandhouding te bereiken - hij voerde de druk op door zijn fameuze importtarieven in de strijd te gooien.
De wapens zwijgen intussen door een broos staakt-het-vuren, maar een aloude vete tussen de landen is in alle hevigheid opgelaaid. En de geest lijkt uit de fles.
De gesloten grenzen en de economische boycot maken bij de Cambodjanen wel een ondernemerszin wakker: er is een verschuiving van importeconomie naar ‘trots op eigen kweek’.
Marktonderzoek
Ik ben op Pshar Deum Kjrlang, een lokale markt in de noordelijke stad Siem Reap, vlak bij de beroemde tempels van Angkor Wat en zo’n 150 kilometer van de dichtstbijzijnde grenspost.
Groenten en fruit liggen hier uitgestald op grote dekzeilen, een broodverkoopster waait vliegen weg met een plastic zak aan een stok, hopeloos happende vissen kronkelen rond elkaar in een klein teiltje met nét te weinig water. Tussen de kleine kraampjes rijden brommers kriskras door elkaar. Het ruikt er naar gedroogd rundvlees, dat zonder koeling op de toonbanken ligt.
Bong-Mom (53) heeft hier al jaren een klein kruidenierswinkeltje, aan de rand van de markt. Vroeger verkocht ze veel producten uit Thailand, zoals suiker, sojasaus of bakolie. Maar dat is verleden tijd. ‘Ik heb mijn stock nog van de hand gedaan,’ zegt ze, ‘maar wat je hier ziet, komt uit Maleisië of uit Cambodja zelf.’

Verkopers op de markt in Siem Reap hebben hun Thaise producten verkocht en willen nu niets meer met producten uit hun buurland te maken hebben.
© Kris Janssens
Algauw komt het onderliggende wrange gevoel naar boven. ‘Die Thai zijn slechte mensen, ze hebben ons al eerder kwaad gedaan’. Ze gebruikt het beledigende Siem, het oude woord voor het koninkrijk Siam. ‘En de Siem zijn dieven’.
Een klant mengt zich in ons gesprek en bevestigt volmondig: ‘Ik wil geen producten van de Thai meer. Ik ben bang dat ze er chemische producten in verwerken om ons ziek te maken.’ Er wordt gelachen, maar je voelt dat deze mensen in hun trots geraakt zijn.
Buurlanden als Thailand, maar ook Vietnam of China, verwerken voedsel op grotere schaal dan Cambodja. Die importproducten bevatten vaak meer bewaarmiddelen, vandaar de slechte reputatie. Maar ze zijn wel goedkoper dan de lokale variant.
In een arm land als Cambodja was de prijs altijd het doorslaggevende argument bij de keuze van producten. Vandaag is dat de herkomst geworden. ‘Het belangrijkste is dat ik Cambodjanen kan steunen’, zegt de klant nog. ‘Dat prijsverschil neem ik er graag bij.’
Verderop ontmoet ik Ly (44) aan een fruitkraam. Hij vat de situatie bondig samen: ‘Ik haat de Thai niet, maar ze willen ons land afpakken. En dus moeten we ons verdedigen en op onszelf terugvallen.’
Historische angst
Al sinds het begin van dit conflict bestaat bij Cambodjanen de vrees om grondgebied te verliezen. Strikt genomen draait de discussie om enkele betwiste dorpen en tempels in de grensregio, maar Thailand zou op termijn hele provincies willen overhevelen.
Dat gevoel komt voort uit de geschiedenis. De Khmer, de overheersende Cambodjaanse etnische groep, heersten tot de 15de eeuw over een groot en machtig rijk dat tot ver buiten de grenzen van het huidige Cambodja liep. Vandaag is dat verschrompeld tot een klein ontwikkelingslandje, omringd door rijkere buren die af en toe zin hebben in gebiedsuitbreiding.
De noordelijke Cambodjaanse provincies behoorden zelfs ooit toe aan Thailand. Ze werden pas aan Cambodja teruggegeven na bemiddeling door de Fransen, die begin 20ste eeuw de baas waren in wat toen Indochina heette.
Minder lang geleden waren er dodelijke incidenten tussen de twee buurlanden, omdat er onenigheid is over de precieze loop van de ruim 800 kilometer lange gezamenlijke grens.
Dat deze ‘agressor’ het voedsel van de Cambodjanen aanlevert, is moeilijk te verkroppen. ‘We willen hun oorlogsmachine niet steunen’, klinkt het.
Boycot is contraproductief
‘Ik begrijp de emotie, maar een algemene boycot is contraproductief’, zegt de Franse ondernemer Arnaud Darc (52). Hij woont al ruim dertig jaar in Cambodja en volgt als ondernemer de lokale economie en de zakenrelaties in de regio op de voet. Vandaag is hij CEO van de horecagroep Thalias.
‘Economische druk is in het verleden succesvol gebleken, bijvoorbeeld bij het beëindigen van de apartheid in Zuid-Afrika’, zegt hij. ‘Maar toen ging het om geïsoleerde regimes die weinig handel dreven met hun buurlanden.’ In het geval van Thailand en Cambodja zijn de economieën erg met elkaar verstrengeld. ‘Cambodja heeft buitenlandse investeerders nodig’, zegt Darc.
Als voorbeeld noemt hij warenhuisketen ‘7-Eleven’, die vier jaar geleden een eerste vestiging in hoofdstad Phnom Penh opende.
‘De winkels van 7-Eleven boycotten om hun grote gamma Thaise producten heeft geen enkele zin, en het treft vooral het lokale personeel.’
Ik herinner me nog hoe trots de Cambodjanen toen waren. Toeristen zouden voortaan makkelijker de weg vinden naar hun land, want het merk heeft een internationale reputatie. Bovendien blijven de winkels 24 uur op 24 open, wat van Phnom Penh officieel a city that never sleeps maakte.
Vandaag heeft de keten ruim 100 winkels in Cambodja, niet alleen in de belangrijke toeristische regio’s maar ook naast benzinestations aan de nationale wegen. Er werken in totaal zowat 2000 personeelsleden.
Maar ‘7-Eleven’, van oorsprong een Amerikaans bedrijf, werkt in Cambodja met een concessiehouder uit Thailand en er ligt een groot gamma Thaise producten in de rekken. Vrijwel meteen na de start van het grensconflict werd via sociale media opgeroepen om er niet meer te kopen.
‘Die winkels boycotten heeft geen enkele zin, en het treft vooral het lokale personeel’, zegt Darc. Hij vindt dat patriottisme net moet opbouwen in plaats van af te breken. ‘De uitdaging is niet om onszelf af te sluiten, maar om onze lokale capaciteiten uit te breiden en tegelijk importkanalen open te houden, als die een meerwaarde bieden.’
Cambodjaanse diaspora helpt mee
Een goed voorbeeld van die lokale capaciteit en de uitbreiding ervan is visfabriek Sunny Fish in Chriev, een rustig dorpje een tiental kilometer ten zuiden van Siem Reap. De fabriek, een kmo, is gevestigd aan een eenvoudige landweg. Voor ik de oprijlaan kan opdraaien, moet ik voorrang geven aan een kudde traag voorbijtrekkende waterbuffels.
De Cambodjaanse ondernemer Njaim (41) toont mij een kleiner gebouwtje, even verderop. ‘Daar zijn we in 2019 heel bescheiden begonnen,’ herinnert hij zich, ‘met een erg beperkte werkplek en 4 personeelsleden.’ Intussen heeft hij een grotere hal laten bouwen, waar 20 vaste medewerkers aan het werk zijn. Op drukke momenten komen daar nog eens parttimekrachten bij.
Per dag gaat er gemiddeld 300 kilogram vis door het zorgvuldig gecontroleerde productieproces. De aangeleverde vissen verdwijnen door een luik om verwerkt te worden. Razendsnel worden er koppen afgehakt en verdwijnen er ingewanden in een plastic bak. Dan gaat het verder naar een maalmachine en wordt er zout toegevoegd.
Sunny Fish levert diepgevroren, gerookte en gezouten vis. De gefermenteerde vispasta of brahok, ook wel Cambodjaanse kaas genoemd omwille van de sterke geur, is een typisch streekproduct en is erg in trek.

De Cambodjaanse ondernemer Njaim toont trots de nieuwe productiehal van zijn visverwerkend bedrijf ’Sunny Fish’. Hij onderhandelt met de Europese Unie om ook naar onze markt vis te kunnen uitvoeren.
© Kris Janssens
‘Twee jaar geleden zijn wij beetje bij beetje beginnen te groeien’, vertelt Njaim. ‘En die groei is in een stroomversnelling gekomen sinds de problemen aan de grens begonnen.’ Tussen januari en oktober 2025 verkocht hij 80% méér dan tijdens dezelfde periode vorig jaar.
Trots toont hij mij de schatkamer van het bedrijf: de koelruimte waar al die verpakte vis klaarligt voor transport. Dit jaar ging hier al zo’n 30 ton gedroogde vis de deur uit.
Sinds kort voert Sunny Fish uit naar Australië, en ook die verkoop zit in de lift. Dat heeft te maken met de grote diaspora daar en de migratiestroom uit de jaren 80, na het terreurbewind van Rode Khmer-leider Pol Pot. ‘Overal ter wereld waar Cambodjanen wonen, wordt Thailand geboycot. Dus de typische Aziatische supermarkten, genre Chinatown, zijn op zoek gegaan naar alternatieven.’
Uitvoer naar de EU is voorlopig nog niet mogelijk, omwille van de strenge voorwaarden die Europa stelt. Maar Njaim hoopt de nodige vergunningen snel in huis te hebben.
Sommige Europese Cambodjanen kunnen zo lang niet wachten en reizen persoonlijk naar hun geboorteland om hun koffers te vullen met vis en andere producten. ‘Voor grotere hoeveelheden maken ze soms gebruik van een internationaal vervoersbedrijf als DHL, ook al moeten ze dan een hoge transportkost betalen.’
Dit is volgens hem dan ook het ideale moment voor andere Cambodjaanse ondernemers om een eigen zaak te starten. ‘Voor mij persoonlijk was de concurrentie met de buurlanden het grootste obstakel om te groeien,’ zegt Njaim, ‘maar die factor is vandaag dus minder belangrijk.’
Van traditie naar businessmodel
Eenzelfde verhaal klinkt bij Kanha (38), zaakvoerster van cosmeticabedrijf Ponlei Thamacheat. Die naam verwijst naar een gembersoort, de Zingiber montanum, die volgens traditionele geneeswijzen goed is voor de huid maar bijvoorbeeld ook gebruikt wordt als medicijn bij maagklachten.
‘Mijn moeder kende die helende werking en gebruikte de plant om weer op krachten te komen na haar bevalling’, zegt Kanha. ‘Later raakte ik zelf ook geïnteresseerd in de mogelijkheden ervan.’
Ze begon crèmes te maken en startte acht jaar geleden een kleinschalig handeltje bij haar thuis. Daar hangt nog altijd een foto van haar moeder, die op dit moment in de Verenigde Staten is. ‘Ik baseer me op haar basisrecept van toen, maar ik heb de productie naar een hoger niveau getild’, vertelt Kanha.
‘80% van mijn omzet kwam van expats en toeristen. Vandaag is het omgekeerd: nog 20% van mijn klanten is buitenlands, de rest is Cambodjaans.’
In 2020 opende ze een atelier waar intussen 13 verschillende producten gemaakt worden door 10 personeelsleden. Een drietal arbeidsters zit er op de grond de stengels van de ponlei of gemberplant te schillen. Verderop maalt een bulderende machine de geraspte stukken fijn voor verdere verwerking.
Kanha wilde van bij de start laaggeschoold personeel in dienst nemen, om locals een kans te geven op de arbeidsmarkt. Ze ging ook op zoek naar boeren die de specifieke planten en kruiden konden kweken. Want veel ingrediënten uit traditionele recepten zijn in de vergetelheid geraakt. Zo heeft ze bijvoorbeeld geelwortel nodig en citroengras.
De cosmeticamarkt wordt in Cambodja gedomineerd door goedkope zalfjes en zeepjes uit Thailand. ‘Mijn concept om duurzaam, lokaal en organisch te werken, sloeg in het begin dan ook vooral aan bij een internationaal publiek’, vertelt Kanha. ‘80% van de omzet kwam van expats en toeristen.’
Maar tijdens de covidperiode bleven die klanten weg. Tegelijk begonnen Cambodjanen meer en meer het belang van eigen kweek in te zien. De recente Thaise boycot deed de rest.
‘Vandaag is de verhouding nagenoeg omgekeerd’, zegt Kanha. ‘Nog 20% van de klanten is buitenlands, de rest is Cambodjaans.’
Kanha neemt me mee naar een van haar leveranciers. Savaon (65) heeft een kleine plantage op zo’n veertig kilometer ten noorden van Siem Reap. ‘Vroeger verkocht ik fruit op de markt,’ vertelt ze, ‘maar dan ben je erg afhankelijk van vraag en aanbod.’ Sinds ze levert aan Ponlei Thomachea heeft ze meer werkzekerheid.
En er is nog een belangrijk aspect. Kanha stelt specifieke eisen, omdat ze wil dat haar eindproduct aan internationale standaarden en kwaliteitsnormen beantwoordt. Dat ziet Savaon als een uitdaging. ‘Ik heb meer kennis kunnen verwerven over verschillende kweekmethoden, om kleur en smaak te perfectioneren. Zo groeit onze sector ook’.

Boerin Savaon toont hoe ze geelwortel kweekt op een koele plek in het bos. Sinds ze samenwerkt met de lokale producent Ponlei Thamacheat kon ze haar kennis over kweekmethoden uitbreiden.
© Kris Janssens
Is patriottisme een bubbel?
Hoe lang kan de populariteit van lokale producten blijven duren? Is het boycotverhaal een bubbel en zal de consument op termijn toch weer kiezen voor goedkopere Thaise import?
Savaon denkt van niet. ‘Cambodjanen vertrouwen ons, wij komen hier als land sterker uit’, klinkt het strijdvaardig. ‘Bovendien liegen we niet over toegevoegde chemicaliën zoals de Siem’, zegt ze nog, met alweer een sneer naar Thailand.
Analist Arnaud Darc is iets genuanceerder. Hij gelooft wel in een herstel van de zakenrelatie tussen de twee landen. ‘In gelijkaardige situaties hebben we gezien dat toeleveringsketens snel opnieuw op gang komen, eens de politieke situatie genormaliseerd is’, weet hij.
Maar hij voorspelt wel een aantal opvallende veranderingen. Zo zal de Cambodjaanse markt volgens hem minder afhankelijk willen zijn van één buitenlandse leverancier. Er komt met andere woorden een gezondere mix, denkt hij, waar ook de eigen productie een prominente rol in zal spelen.
De groei van het Cambodjaanse bruto binnenlands product (bbp) wordt voor 2026 op 5% geschat. Volgens Darc komt er een einde aan de lange economische inhaalbeweging die Cambodja moest maken. ‘Om de komende jaren te kunnen ontwikkelen, moeten structurele kosten omlaag en de productiviteit omhoog’, zegt hij.
‘Ik zie nu al een meer opportunistische en veerkrachtige ondernemersgeest’, besluit Darc. ‘Die tendens zal zich doorzetten.’
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in