Echte klimaatactie begint niet in vergaderzalen
Inheemse volkeren eisen in Belém hun plaats op in de klimaatgeschiedenis

© Johannes Debruycker

© Johannes Debruycker
Johannes Debruycker
19 november 2025 • 11 min leestijd
Het Amazonewoud is vandaag niet alleen een ecosysteem onder druk, maar ook een geopolitieke breuklijn waar klimaat, economie en macht botsen. De klimaattop COP30 toonde aan dat geen enkel klimaatakkoord geloofwaardig is zolang inheemse volkeren geen stem hebben in de zaal. Nato Tupinambá, een spirituele leider uit het gebied, belichaamt die spanning. Zijn aanwezigheid in Belém maakte zichtbaar waar de werkelijke strijd om het woud wordt uitgevochten.
Laat op de avond braken de deuren open van COP30, de dertigste VN-klimaattop, onder de druk van honderden inheemse activisten. Na de bestorming stapte één man naar voren: Nato Tupinambá (54), in ceremoniële kledij, met een verenhoofdtooi en traditionele tatoeages.
‘We kunnen geen geld eten’, riep hij naar de camera’s. ‘We willen dat onze gebieden vrij zijn van agro-industrie, olieboringen, houthakkers en illegale mijnwerkers.’
Binnen werd elke komma gewikt in teksten die de wereld onder 1,5° Celsius opwarming moeten houden. Buiten klopte het hart van de Amazone tegen de poort.
Voor de mensen die hier wonen was deze uitbarsting geen incident, maar het gevolg van jaren van droogte, geweld, landroof en beloftes die nooit werden ingelost. Het protest was niet spontaan, maar het resultaat van een beweging die geleerd heeft hoe je terugvecht wanneer de staat faalt.
People’s Summit
De klimaattop ging van start met zon boven de Guamá-rivier en de plechtige aankondiging van een historisch moment: voor het eerst vond een COP plaats in het Amazonewoud zelf.
Maar de atmosfeer sloeg snel om. Donkere wolken trokken samen, en in de straten rondom het congrescentrum nam de druk voelbaar toe.
De Yaku Mama Flotilla, de grootste inheemse waterkaravaan in de geschiedenis van de klimaatonderhandelingen, had duizenden kilometers afgelegd richting Belém. Daarna volgden delegaties uit meer dan zestig landen waar inheemse gemeenschappen kampen met dezelfde problemen.
Ze kwamen samen op de People’s Summit, het onafhankelijke tegenforum buiten de officiële top. Hier was één rode lijn voelbaar: geen klimaatbeleid zonder de volkeren die het bos beschermen.
Toen de mars de COP bereikte, klonken drums als hartslagen. De beveiliging vormde een menselijke barrière, de deur trilde en brak. Nato stapte de menigte voor, baande zich woedend een weg tussen politiehekken en wereldpers. De actie werd het symbool van het protest.
Waar protest op vorige klimaattoppen werd ingeperkt of gechoreografeerd, was Belém een plek waar diplomatie en volksdruk openlijk tegenover elkaar stonden.
COP-voorzitter André Corrêa do Lago noemde de actie ‘begrijpelijk en gerechtvaardigd’. Maar voor de activisten maakte het vooral duidelijk hoe hardnekkig de uitsluiting blijft: mooie beloftes voor de camera’s, achter gesloten deuren dezelfde oude machtsverhoudingen.
Achter de belofte van Belém
Braziliaans president Lula da Silva had de klimaattop aangekondigd als ‘de COP van de waarheid’, een historische kans om het Amazonewoud centraal te zetten. De verwachtingen stegen toen het Internationaal Gerechtshof verklaarde dat het breken van klimaatbeloftes mogelijk een schending van internationaal recht vormt.
Sônia Guajajara, Braziliës eerste minister van Inheemse Volkeren, verwoordde wat velen dachten: ‘Inheemse territoria zijn geen voetnoot, ze zijn de oplossing.’
Toch zagen veel bewoners van Belém intussen iets anders gebeuren. In de maanden daarvoor werd de stad hals over kop klaargemaakt voor de conferentie. Wegen werden verbreed, bomen gekapt en een nieuwe vierbaansweg werd door een strook oerbos getrokken. In de week voor de COP verleende de Braziliaanse overheid Petrobras – het staatsoliebedrijf – een vergunning om naar olie te zoeken aan de monding van de Amazone.
Voor de lokale bevolking waren dat geen details, het voelde als de bevestiging dat de extractie van natuurlijke hulpbronnen nog altijd sneller gaat dan bescherming.
Binnen op de COP voelde het contrast nog scherper. Zo’n 1600 vertegenwoordigers van de fossiele industrie bleken geaccrediteerd, meer dan dubbel zoveel als alle officieel erkende inheemse afgevaardigden samen.
Hoewel inheemse delegaties voor het eerst een eigen paviljoen kregen – een officieel maar vooral ceremonieel platform voor panels en getuigenissen – bleef bij velen het gevoel dat de onderhandelingsmacht elders zat.
Intussen bleven activisten toestromen. Vrouwen met kapucijnapen op de schouder en zaailingen in de hand, jongeren die verklaarden dat het bos niet onderhandelbaar was, ouderen die de namen van hun territoria zongen. De straten van Belém werden een onafgebroken stoet van eisen, vlaggen en rook.
Wie wil begrijpen waar die stemmen werkelijk vandaan kwamen, wat hen naar Belém had gebracht en waarom de gemoederen zo hoog oplaaiden, moet terug naar de oorsprong van dit verzet, naar de rivierdorpen waar de klimaatcrisis geen dossier is maar dagelijkse realiteit.

© Johannes Debruycker
De Pajé uit het Tapajós-gebied
We ontmoetten Nato – die eigenlijk slechts zijn voornaam gebruikt – in zijn medicinale tuin in Pará, enkele maanden voor de COP. Tussen de struiken sorteerde hij bundels mapacho: Amazone-tabak die hij gebruikt in rookceremonies en genezingsrituelen. Hij was in rouw: enkele dagen eerder hadden illegale mijnwerkers zijn broer vermoord. Zo’n 750 kilometer verderop, in Belém, lag het lichaam nog opgebaard in het forensisch instituut.
Voor Nato was deze moord geen uitzondering maar een patroon. ‘Wie zijn territorium verdedigt, leeft met constante dreiging’, zei hij. ‘We leven ermee. Elke dag.’
‘Ik ben in het water geboren’, vertelde hij. De Tapajós, een zijtak van de Amazone, bepaalde vanaf het begin wie hij zou worden. Nato was “anders”, zeiden de ouderen. Hij sprak met dieren, was niet bang voor het donker en trok vaak alleen het bos in. Op zijn zesde verdween hij twee weken. ‘Toen ze mij uiteindelijk vonden, zat ik stil in een kuil met meerdere slangen rondom mij, levend en wel.’
Nato groeide op in een periode waarin kerk en staat spirituele leiders als gevaarlijk bestempelden. ‘In hun ogen waren wij demonisch’, zei hij. Als kind moest hij onderduiken. Bondgenoten namen hem ’s nachts mee naar afgelegen plekken in het woud, waar rituelen plaatsvonden en kennis werd doorgegeven.
Overdag leerde hij het praktische werk: kinderen ter wereld brengen in hutten zonder elektriciteit, zieken behandelen met plantenextracten, en ceremonies begeleiden met zijn leermeesters. Zo werd hij pajé – een soort spirituele leider, zeg maar – volledig buiten het zicht van de autoriteiten.
Vandaag behandelt hij ziekten die tien of vijftien jaar geleden nauwelijks voorkwamen: kinderen met kwik in hun bloed, ouderen die sterven aan rook en fijnstof, huidinfecties door vervuild water.
De Tapajós, die ooit helder was, is nu op verschillende plaatsen melkwit-grijs door kwik dat illegale goudmijnen dagelijks in het water dumpen. In sommige gemeenschappen zit meer dan 70% van de bevolking boven veilige waarden. Als pajé is Nato tegelijk arts, raadgever en eerste noodpost: hij ziet de vervuiling niet in abstracte statistieken, maar in de lichamen die bij hem worden binnengebracht.
Voor Nato voelt het als een continuüm: vroeger achtervolgd door kerk en staat, vandaag bedreigd door mijnwerkers, vissers en houthakkers. Toch blijft hij de rol vervullen die hem is toevertrouwd: genezen waar hij kan, beschermen waar hij moet. Het is geen taak die hij zelf heeft gekozen, zegt hij, maar een pad dat voor hem werd geopend: ‘strijden voor een vrij territorium.’
Het woud onder druk
We trekken het bos in met Lúcia Munduruku (23), leidster van Guardiões do Território (hoeders van het territorium), een jonge patrouillegroep die een lappendeken van bossen en rivierarmen beschermt. Ze is zowel guerreira (vrouwelijke strijder) als spirituele hoeder. Het gebied dat haar team bewaakt – ruim anderhalf keer de omvang van Brussel – omvat veel van de paden waar Nato zijn eerste rituelen en visioenen meemaakte.
Het gebied was de jaren voor COP30 het epicentrum van branden en droogte. Op sommige dagen maten onderzoekers fijnstofconcentraties die hoger lagen dan in São Paulo of Beijing.
Boten raakten vast te zitten in opgedroogde rivierarmen, waardoor volledige gemeenschappen van hun voedsel- en watervoorziening werden afgesneden, een situatie die president Lula omschreef als een ‘genocide’.
De Guardiões do Território ontstonden niet uit beleid, maar als reactie. Lúcia Munduruku leidt brandbestrijders, patrouilles en gezondheidsploegen. ‘We moesten al doende leren, terwijl alles al misliep’, zegt ze.
Voor Munduruku was bescherming alleen nooit voldoende. ‘Mijn missie is niet alleen beschermen’, zegt ze. ‘Ik wil dat de meisjes hier zien dat vrouwen ook kunnen leiden.’ Haar aanwezigheid in het woud versterkt iets wat niet in cijfers te vatten is: bescherming als morele, spirituele verplichting.
Wanneer we dieper het woud in stappen, wijst ze naar een open plek. ‘Hier begon het’, zegt ze, verwijzend naar de eerste keer dat ze kettingzagen hoorde. Bedrijven gaan volgens een vast patroon te werk: kleine teams betreden eerst het gebied om paden te verkennen, reacties van bewoners te testen en te meten waar het toezicht het zwakst is. Pas daarna komen de machines. Op de rivieren speelt zich hetzelfde patroon af. ’s Nachts glijden grote boten lagunes binnen en halen in enkele uren enorme hoeveelheden vis weg.
De vissers opereren in gecoördineerde teams die verdwijnen nog voor iemand kan ingrijpen. ‘Ze komen met wapens’, zegt ze. ‘Wij alleen met woorden.’ Het gaat niet om losse incidenten maar om markten die miljarden waard zijn.
Funai, het Braziliaanse agentschap voor inheemse rechten, kampt volgens verschillende mensenrechtenorganisaties al jaren met structurele onderfinanciering.
De gemeenschappen die hier wonen zijn nochtans vaak de enige verdedigingslinie tegen indringers. Volgens Amnesty International veroorzaken deze invasies ‘een explosief conflictklimaat’.
Maar er gebeurde ook iets anders: gemeenschappen die jarenlang waren weggeschreven onder het administratieve label ‘ribeirinhos’ (wat riviermensen betekent, een term die de inheemse identiteit uitwiste) begonnen opnieuw hun oorspronkelijke namen te gebruiken. Ook begonnen ze hun territoria in kaart te brengen. Ze stelden grenzen op en richtten patrouilles op; bescherming werd zo een vorm van identiteit.
Wat langs de Tapajós gebeurt, staat niet op zichzelf. Het is een miniatuur van wat zich in het hele Amazonewoud voltrekt. Precies die krachten vormden het hart van de People’s Summit: de mobilisatie van inheemse gemeenschappen die de officiële COP niet langer kon negeren.

© Johannes Debruycker
Na de storm
De ochtend na de bestorming lag Belém opnieuw onder spanning. Aan de hoofdingang blokkeerden zo’n vijftig activisten de toegang. Delegaties werden via een zijdeur binnengeleid. ‘Wij eisen dat Lula naar buiten komt’, riep een van hen.
De People’s Summit draaide op volle kracht: publieke tribunalen, marsen, getuigenissen, acties. Het geduld met trage klimaatpolitiek was op.
Tussen de boze massa loopt Nato. Hij begeleidde jongeren die voor het eerst protesteerden, sprak met bezoekers en media, en hield de groep bij elkaar wanneer de spanningen opliepen.
‘We worden enorm bedreigd’, zei hij. ‘En ja, we moesten die deur forceren. Anders zou de wereld ons nooit horen.’ De groep valt hem bij. ‘We vragen een plek aan aan de onderhandelingstafel. Tot nu toe hebben we die niet gekregen.’
Nato heft zijn stem, vermoeid maar helder: ‘Ik zeg het nog eens: “Ze krijgen ons alleen stil als ze ons doden.”’
Binnen op de COP30 zouden nog slotteksten worden afgeleverd. Maar buiten was de essentie al uitgesproken: de bescherming van het Amazonewoud begint niet in vergaderzalen, maar bij de mensen die het elke dag verdedigen.
Nato kijkt naar de rij activisten, die kleurrijk en onverzettelijk is. ‘Straks gaan de onderhandelaars naar huis’, zei hij. ‘Maar onze strijd stopt niet.’
Ontvang het beste van MO* rechtstreeks in je mailbox
Schrijf je nu in op onze gratis nieuwsbrieven en wij houden je op de hoogte van wat er gaande is in onze mondialiserende en snel veranderende wereld.
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in

