Is er een vorm van reizen die tegelijk een vorm van blijven is?
“‘Verlangen om thuis te komen’

© Konstantinos Tsanakas

© Konstantinos Tsanakas
Stel je voor dat we zouden nadenken over een zomer die ons dichter bij huis kan brengen, in plaats van verder weg, schrijft MO*columnist Jan Mertens. 'Het weg willen, van hier naar daar, versnelt alleen maar het proces dat ervoor zorgt dat er minder hier en daar overblijft.'
Deze column is ook te beluisteren:
Laten we zacht blijven, ook al zijn we zo moe, zijn we zo kwaad. Soms verlang je naar woorden waarin je even kunt verdwijnen, waarin je je even kunt neerleggen. Soms verlang je naar een thuis, ergens.
Terwijl ik dit schrijf, ben ik nog enkele dagen verwijderd van mijn vakantie. Als ik zou kunnen, zou ik langzaam willen wegglijden in wat komt. Een beetje rivier worden. Rivier zijn we natuurlijk al, maar het lukt ons misschien niet altijd om er stil naar te kunnen kijken. En de zomer verwart me.
Het lukt me niet echt, denk ik, om grote woorden te vinden. Niet nu. Niet dat de wereld roept om zwijgen of wegkijken, integendeel. Soms vraagt de wereld zoveel van onze woorden, alsof ze zelf moe worden, alsof ze eenzaam zijn.
Hoe je kunt verlangen naar zachte woorden. Om – al is het maar voor even – iets in je lichaam te kunnen helen. Om de woorden zelf te helen. Misschien willen de woorden af en toe alleen maar eb zijn. Ze laten de zee niet los, ze verlaten de vloed niet, ze zwijgen niet. Ze willen alleen even hun eigen stille plek zijn.
De mens heeft de seizoenen verstoord, en ontwricht daarmee het ritme dat ons veiligheid kan geven.
Soms ben ik zo moe. Niet dat ik het moe ben, integendeel. Iets van de uitbundigheid van de zomer maakt me moe. De hardnekkigheid waarmee velen alleen maar ‘in de zomer’ willen zijn, ‘weg’ willen zijn. Als een vlucht uit zichzelf.
We hebben de seizoenen nodig om ons thuis te voelen in deze gebroken wereld. De winter vraagt ons vertrouwen, onze ‘leap of faith’, vraagt dat we de koude toelaten, omdat straks de lente weer komt. In de lente kun je de verandering voelen, het nieuwe leven.
De zomer zou die warme veilige plek moeten zijn die tegelijk alleen maar kan zijn omdat de dagen korter worden. De zomer heeft de andere seizoenen in zich, zoals eb niet zonder vloed kan. Maar de mens heeft de seizoenen verstoord, en ontwricht daarmee het ritme dat ons veiligheid kan geven.
De zomer is stilaan een gevaarlijk seizoen geworden. Als een schuldig landschap, om Armando te citeren. Al was het in zijn beeld het verleden dat het landschap schuldig maakte. Nu is het een zich onthullende toekomst.
Soms ben ik zo kwaad. Ik weet niet wat ik met al die kwaadheid moet doen. Ik roep tegen het televisiescherm, tijdens Het Journaal. Ik roep tegen de krant. Er zijn honderd redenen om kwaad te zijn, en iets van deze zomer is er dan een van.
Welke verhalen krijgen zoveel ruimte in het nieuws? Mensen die zich zorgen maken of hun reis naar het zuiden wel zal terugbetaald worden als het te warm zou zijn.
We worden geconfronteerd met een hittegolf. Extreme hitte, die zorgt voor extra doden, voor een verscherping van de ongelijkheid. Geprivatiseerde koelte beschermt wie al rijk was.
En welke verhalen krijgen zoveel ruimte in het nieuws? Mensen die zich zorgen maken of hun reis naar het zuiden wel zal terugbetaald worden als het te warm zou zijn. Mensen in Spanje die zeggen dat ze 'misschien even terug naar België moeten gaan' om wat af te koelen. Een koppel oudere mensen aan de zee, de eerste koele dag na zoveel hitte, die zeggen dat het 'toch wel iets te fris is'. En iets in mij denkt: dit is decadent. (En ik schrik ervan dat ik zo’n woord gebruik.)
We hadden zoveel lijden voor zoveel mensen kunnen vermijden, en we hebben het niet of te weinig gedaan.
Een van mijn hevigste klimaatemoties is frustratie, denk ik. De dingen die we nu dagelijks meemaken met de escalerende klimaatontwrichting die zich vertaalt als een rechtvaardigheidscrisis, het is alsof ik die in mijn hoofd jaren geleden al heb meegemaakt.
We wisten de hele tijd wat we moesten doen, maar we deden het niet. En nu is het regelmatig alsof ik leef in een déjà vu. Het is zo eindeloos frustrerend. De dingen hadden zoveel minder erg kunnen zijn. We hadden zoveel lijden voor zoveel mensen kunnen vermijden, en we hebben het niet of te weinig gedaan.
Maar een groot deel van de verhalen die we in het nieuws horen, zijn alleen maar individuele anekdotes. Alsof we zo hardnekkig alleen maar ‘in de zomer’ kunnen zijn, een gedroomde zomer die ondertussen al niet meer bestaat.
Ooit konden we zeggen: “April is the cruellest month”. Die tijd is voorbij. Je ogen sluiten voor de werkelijkheid van de zomer, door alleen maar in een fantasiezomer te willen zijn, dat is een spagaat die ons alleen maar meer eenzaam en ontheemd zal maken.
Het is een illusie die we ons graag voor willen houden, dat je ‘weg’ kunt zijn, dat iets ‘weg’ kan zijn. Maar alles is met elkaar verbonden, we zijn allemaal met elkaar verbonden. Misschien wil je weg uit de verstikkende drukte van je stad, neem je het vliegtuig naar een plek in het zuiden van Europa, om daar dan geconfronteerd te worden met een bosbrand of een overstroming.
En dat weg willen, van hier naar daar, versnelt alleen maar het proces dat ervoor zorgt dat er minder hier en daar overblijft. Het maakt ons allemaal een beetje ontheemd. En wie al kwetsbaar was, wordt het nog meer.
Op een of andere manier heeft dit alles iets te maken met ons verlangen om thuis te komen, denk ik wel eens. Ik vermoed dat het diep in elke mens zit, het verlangen – uit herkenning of uit afwezigheid – naar een plek die thuis is.
Voor velen is de plek die thuis was bedreigd: door toenemende stormen, plotse overstromingen, stijging van de zeespiegel, aantasting van de biodiversiteit, … Ze wilden niet weg, maar moeten naar elders. De keuzes van de ene groep, hoe zwaar ze wegen op de planeet, maken of een andere groep nog een thuis kan blijven hebben.
Je kunt de zomer niet losknippen uit de verwarde seizoenen. De zogenaamde vrijheid om niet te willen zien, niet te willen weten, niet te willen handelen, leidt tot de onvrijheid van een slinkende toekomst, tot thuisloosheid in een of andere vorm.
Voor anderen is het hopelijk anders, maar voor mij is het woord thuis altijd al een moeilijk woord geweest. De plek waar ik opgroeide, was in veel opzichten een bijzondere plek, waar ik erg veel kansen kreeg. En het was tegelijk een plek die in mijn lichaam nooit als een veilige plek voelde toen ik kind was. Het huis heeft me altijd benauwd, iets in mij kwam er nooit tot rust.
Misschien is er een vorm van reizen die tegelijk een vorm van blijven is, vanuit het besef dat je nooit echt ‘weg’ kunt.
Dat was anders in het huis van mijn grootouders, aan de overkant van de straat. Af en toe verlang ik ernaar, om gewoon weer bij Fons en Julia aan de tafel te kunnen zitten, en te vragen: 'Vertel nog eens iets.' En dan gewoon luisteren, en kijken.
Misschien zijn we allemaal in mindere of meerdere mate ontheemd. Maar stel je voor dat we zouden nadenken over een zomer die ons dichter bij huis kan brengen, in plaats van verder weg. Misschien is thuis een plaats waar er troost zou kunnen zijn. Zoals je kunt verlangen naar iemand die je bij de hand neemt, in een warm bad stopt, en dan zachtjes water over je rug laat lopen, telkens weer. Alle seizoenen mogen daar dicht bij je zijn, ze mogen in elkaar overvloeien, door zachte handen.
Misschien is het onze opgave om thuis te komen in de realiteit van het schuldig landschap van de zomer, om daar dan te wonen. Misschien moeten we onszelf oefenen om te zijn in verwarring, in een verwarde zomer.
Misschien is er een vorm van reizen die tegelijk een vorm van blijven is, vanuit het besef dat je nooit echt ‘weg’ kunt. Misschien is het goed om in de modder te zijn, daar waar je alle schaduwen ziet, en dat in een radicale tederheid. Misschien moet je je openen voor het verdriet van de zee, moet je even blijven staan in dat verdriet, om rivier te kunnen zijn.
Ik denk dat zachtheid tegelijk gevolg en voorwaarde is van zo’n zomer. Ik denk dat het goed is dat we verdriet, hoop en verzet met elkaar verbinden.
De jonge Julia, mijn dochter die niet in het echt bestaat, maar wel ergens in me huist, vraagt dat ik kwaad blijf, dat ik zacht blijf, in alle seizoenen, in alle maanden. “Tender as a lotus, but tougher than stone”, zoals ik ooit hoorde in een liedje van Joan Baez. Het is een mooie gedachte, dat vakantie een oefening kan zijn in blijven.
Op de plek waar ik nu woon, voel ik me meestal veilig. De planten zorgen goed voor mij. Of ik ooit helemaal thuis zal komen, weet ik niet, waarschijnlijk niet.
Maar in mijn portefeuille zit nog steeds de sleutel van het oude huis van mijn grootouders. Zij zijn er niet meer, en het huis is er ook al lang niet meer, maar ik kan er zo nog altijd naartoe.
En in deze vakantie wil ik vooral veel tijd doorbrengen bij mijn dierbaren. Telkens kan ik een beetje op reis gaan, naar hen toe, om te voelen dat ik in hen thuis ben. En dan vraag ik: 'Vertel nog eens iets.'
Lees ook
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in