Inès Al Share & Ignace Ismayilov
De illusie van moderniteit: Iran versus Israël
“‘‘Eurocentrisme legitimeert en rechtvaardigt Israëlische oorlog tegen Iran’’

Een drukke winkelstraat in Iran.

Een drukke winkelstraat in Iran.
Israël wordt in de westerse media doorgaans gepresenteerd als de enige “beschaafde” speler in een verder “onstabiele” regio. Dat bleek opnieuw in de recente Israëlische oorlog tegen Iran. Volgens politiek wetenschapper Inès Al Share en historicus Ignace Ismayilov vloeit dit voort uit een eurocentrische logica die Israël cultureel inlijft bij het Westen, en Iran uitdrijft naar de rand.
In de recente westerse mediaberichtgeving over de Israëlische aanval op Iran herhaalt zich steeds eenzelfde redenering: “Iran was ooit modern en westers, tot de Islamitische Revolutie dit beëindigde.” Het contrast tussen Israël (“liberaal, democratisch, technologisch”) en Iran (“religieus, autoritair, achterhaald”) wordt steeds aangescherpt. Doordat Europa Israël nu steunt in zijn oorlog met Iran, wekt dit de indruk dat Israël, als “moderne” staat in de regio, moreel en politiek gerechtigd is om landen als Iran te straffen voor zijn afwijking van de westerse norm. Maar wie bepaalt er of een land modern genoeg is om niet gebombardeerd te worden?
Het Iran van voor de Islamitische Revolutie in 1979, onder de Pahlavi-dynastie, wordt vaak gezien als voorbeeld van “moderniteit” in het Midden-Oosten. Vrouwen in korte rokken, westers onderwijs, stedelijke infrastructuur, het paste perfect in het Europese plaatje van “vooruitgang”. Maar datzelfde Iran was ook een brutale politiestaat. De persvrijheid was onbestaande, de geheime dienst SAVAK martelde opposanten, verkiezingen waren schijnvertoningen en religieuze expressie werd onderdrukt. Hoofddoeken waren verboden en moskeeën gecontroleerd.
Met andere woorden: Europese modernisering betekent niet per se vrijheid. Toch zien we dat die oppervlakkige moderniteit – zolang ze herkenbaar is voor westerse ogen – voldoende is om een autoritair regime acceptabel te maken. Dat geldt vandaag bij uitstek voor Israël.
Volgens Al Jazeera-journalist Simon Cordell (19 juni 2025) wordt Israël zelden als autoritair beschouwd in westerse discoursen, ook al pleegt de Israëlische staat structureel geweld tegen Palestijnen, is er een voortdurende bezetting, kolonisatie, censuur van journalisten en apartheid. Integendeel, Israël wordt gepresenteerd als de enige “beschaafde” speler in een verder “onstabiele” regio.
Die dubbele standaard is geen toeval. Ze vloeit voort uit een eurocentrische logica die Israël cultureel inlijft bij het Westen, en Iran uitdrijft naar de rand.
Qassam Muaddi van Mondoweiss (22 juni 2025) zegt dat geweld vanuit Israël daardoor wordt gepresenteerd als rationeel en zelfs noodzakelijk, ook al schendt het land het internationaal recht. Iran daarentegen wordt neergezet als een afwijking die gecorrigeerd moet worden.
De Islamitische Revolutie wordt in die logica vaak neergezet als een religieuze coup, terwijl de opstand net voortkwam uit een brede volksbeweging. Islamisten, liberalen, marxisten, studenten en arbeiders kwamen in verzet tegen een regime dat vrijheid strikt beperkte en enkel definieerde via westerse maatstaven. Dat de geestelijkheid na de revolutie de macht greep, is geen bewijs dat de opstand religieus geïnspireerd was, maar wel dat religieuze netwerken beter georganiseerd waren. Het was dus geen “Islamitische revolutie”, maar een Iraanse revolutie die later werd gekaapt door klerikale structuren.
Staten die cultureel op het Westen lijken, worden ontzien, zelfs als ze autoritair zijn. Staten die daarvan afwijken, worden als probleemlanden bestempeld.
Het westers mediabeeld bevestigt vaak dit ongenuanceerd beeld. Door te herhalen dat Iran “vroeger modern” was en nu een islamitisch land is, wordt gesuggereerd dat er iets waardevols verloren ging – iets dat door Israël of het Westen eventueel hersteld kan worden. Politicoloog Ali Mirsepassi toonde aan in zijn werk Intellectual Discourse and the Politics of Modernization (2000) dat westerse kleding en vrouwenrechten bij deze beeldvorming als morele graadmeters worden opgevoerd, terwijl de repressie onder de sjah vaak buiten beeld blijft.
Die framing dient geen mensenrechten, maar geopolitieke belangen. Ze suggereert dat “afwijken” achteruitgang betekent en interventie als een vorm van “herstel” rechtvaardigt. Zo wordt het recht op zelfbeschikking conditioneel gemaakt waarbij landen alleen zichzelf mogen zijn als ze voldoen aan westerse normen. Dat legitimeert selectief geweld.
Staten die cultureel op het Westen lijken, worden ontzien, zelfs als ze autoritair zijn. Staten die daarvan afwijken, worden als probleemlanden bestempeld. Als historicus en politicoloog pleiten we niet voor het huidige Iraanse regime, integendeel. Maar we verzetten ons tegen een selectieve geschiedschrijving die autoritarisme alleen problematiseert wanneer het cultureel “vreemd” aanvoelt voor het Westen. Israël wordt in dit narratief uitgesloten van kritiek, niet omdat het democratischer is, maar omdat het cultureel dichter bij het Westen staat. Dat is geen neutrale analyse, maar een eurocentrisch vooroordeel dat oorlog legitimeert en rechtvaardigt.
Geschiedenis is niet het verleden, maar een reconstructie ervan. En propaganda is geen leugen, maar vaak een halve waarheid met ideologische lading. Daarom is het onze taak om de dominante beeldvorming kritisch te benaderen. Niet om het verleden te vergoelijken, maar om in het heden andere keuzes te maken. Want zolang Europese moderniteit als excuus dient voor selectief geweld, blijft oorlog vooral een westerse beslissing over wie menselijk genoeg is om te mogen leven.
Inès Al Share is een Jordaans-Belgische politicoloog en projectmanager bij WeDecolonizeVUB. Ignace Ismayilov is een Azeri-Belgische historicus en bestuurslid bij WeDecolonizeVUB.
Niets missen?
Abonneer je op (één van) onze nieuwsbrieven.
