30 jaar na de donkerste dag in de Balkanoorlogen
De overblijfselen van Srebrenica

De begraafplaats in Potočari (Srebrenica) waar slachtoffers van de etnische zuivering op 11 juli hun laatste rustplaats krijgen.
© Marleen Daniëls

De begraafplaats in Potočari (Srebrenica) waar slachtoffers van de etnische zuivering op 11 juli hun laatste rustplaats krijgen.
© Marleen Daniëls
Marleen Daniëls
11 juli 2025 • 9 min leestijd
Tussen 1991 en 2001 woedden de Balkanoorlogen. Joegoslavië, in al zijn etnische diversiteit, viel toen uiteen. Etnische zuiveringen waren schering en inslag. De bekendste is ongetwijfeld de val van Srebrenica op 11 juli 1995, vandaag dag op dag 30 jaar geleden.
Het was de donkerste dag uit de Balkanoorlogen. Onder het machteloze oog van het Nederlandse VN-bataljon Dutchbat beval generaal Ratko Mladić zijn Servische troepen om ongeveer 8000 Bosnische moslimmannen en -jongens op vrachtwagens te zetten. De belofte luidde dat ze naar veilig gebied zouden worden gebracht.
Geen enkele van die 8000 bleef leven. Srebrenica blijft het symbool van wat er gebeurt wanneer de internationale gemeenschap in haar beschermingsplicht faalt.
De waarheid kwam pas maanden later aan het licht, toen satellietbeelden in september 1995 wezen op mogelijke massagraven. Maar de Servische milities hadden hun sporen al uitgewist. Met bulldozers groeven ze lijken op, ze hakten lichamen in stukken en ze verspreidden de resten over tientallen nieuwe graven.
Van Belgrado tot Lukavica, bijna tweehonderd kilometer van Srebrenica, lag het bewijs van de genocide verspreid. Sommige lichamen werden tot vier keer verplaatst, waarbij telkens botfragmenten achterbleven in de verlaten kuilen.
De nood aan het zoeken en identificeren van familieleden was groot. In 1996 werd daarom de Internationale Commissie voor Vermiste Personen (ICMP) opgericht.
Die ontwikkelde de institutionele capaciteit om in Bosnië en Herzegovina, en bij uitbreiding in de Westelijke Balkan, het probleem van vermiste personen op een niet-discriminerende manier aan te pakken. Ze stelde wetgeving op ter bescherming van de rechten van families, introduceerde geavanceerde forensische methoden - waaronder het gebruik van DNA - en handhaafde wettige processen voor het verstrekken van bewijs aan nationale rechtbanken en het International Criminal Tribunal for the Former Yugoslavia (ICTY). En ten slotte faciliteerde ze de actieve betrokkenheid van de families van vermiste personen.
Dertig jaar later is de Commissie nog steeds aan het werk.
Dragana Vucetic

Dragana Vusetic
© Marleen Daniëls
Dragana Vucetic is forensisch antropologe voor de ICMP. De Servische werkt mee aan de opgravingen en identificatie van de slachtoffers van de genocide in Srebrenica. Ze bestudeert de anatomische positionering, neemt bloed van familieleden af voor DNA-matching, onderzoekt het DNA van de botten en bouwt zo de menselijke resten op.
Vucetic studeerde archeologie in Belgrado. Na haar studies werkte ze één maand mee aan de opgravingen van een Ottomaanse site tot ze, in 2004, bij het ICMP ging werken.
Op haar werktafel in het forensische lab in Tuzla heeft ze een skelet netjes uitgestald: het zijn de menselijke resten van een 22-jarige man die ze hielp identificeren. Zijn resten werden in 2007 gevonden op vier verschillende locaties in twee massagraven in Glogova, bij de Servische grens. In het eerste massagraf vonden ze de schedel en de torso, in het tweede massagraf stukken van het rechterbeen en een voet. Een tekening geeft in rode vlakken aan welke resten nog missen.
‘Voor dit geval namen we vier DNA-monsters. Sinds 2018 weten we wie hij is, dankzij de bloedmonsters van de familie. Hij werd nog niet begraven omdat de familie een compleet lichaam wil begraven. Het ICMP laat de families de keuze.’
Vandaag zijn er van de 8000 vermoorde mannen uit Srebrenica en omstreken nog 1000 vermist.
Deze macabere puzzel vormt vandaag de dagelijkse realiteit voor forensische teams en de nabestaanden. Vrouwen die destijds hun mannen en zonen kwijtraakten, weigeren een graf te delven voordat ze zeker weten dat ze genoeg botten hebben verzameld. Het is een race tegen de tijd en tegen het vergeten.
Dat een familie de incomplete lichamen niet wil begraven, heeft allerlei redenen,’ vertelt Vucetic, ‘zoals de moeder die elke dag hoopvol voor het raam wacht op haar zoon. De familie wil haar het verdriet besparen. Ook religieuze overwegingen kunnen meespelen. Nochtans heeft de islamitische leider hierover een fatwa uitgesproken en bepaald dat overblijfselen beter begraven worden dan in plastieken zakken opgeborgen.’
Maar in dertig jaar tijd verandert veel. Het wordt almaar moeilijker om te weten te komen waar de overblijvende vermisten gedumpt werden. Daders die eventueel willen meewerken zijn bang om berecht te worden, getuigen zijn het vergeten of herkennen de plekken niet meer. Vandaag zijn er van de 8000 vermoorde mannen uit Srebrenica en omstreken nog 1000 vermist.
Dragana vermoedt dat er nog een tweetal massagraven zijn die niet gevonden werden. Het ICMP publiceerde op zijn website een Google-map waar mensen anoniem kunnen aanduiden waar ze vermoeden dat er lichamen liggen.
Een belangrijke taak voor Vucetic is ook om het vertrouwen te winnen van de verschillende bevolkingsgroepen. Families hebben het moeilijk om over hun vermiste zonen en vaders te praten. Daarbij komt nog dat zeer veel familieleden over de wereld verspreid wonen.
Aisha Omerovic
Aisha Omerovic verloor 42 familieleden in de oorlog, onder wie haar oudste zoon, Esad, 22 en soldaat. Haar jongere zoon, Emir, vluchtte in 1995, op zijn zeventiende, maar kwam in 2005 om het leven in een auto-ongeluk bij Zagreb.

Aisha Omerovic met een foto van haar oudere broer Sadik. Zijn overblijfselen werden tien jaar na Srebrenica begraven.
© Marleen Daniëls
Ze haalt foto’s uit een versleten plastic kaftje, een zwart-witfoto van haar oudere broer Sadik. De overblijfselen van zijn lichaam werden in drie verschillende massagraven gevonden.
Aisha wilde hem oorspronkelijk niet laten begraven zolang zijn lichaam niet volledig teruggevonden was. Maar in 2005 gaf ze die strijd op. Nu kunnen Sadiks kinderen Merjam (twee jaar oud in 1995) en Esad (vier in 1995) het graf van hun vader bezoeken.
Merjam woont nu in Nederland, Esad in de Verenigde Staten.
Mevlia Malic
Mevlia leidde voor de oorlog een mooi en zorgeloos leven. In 1992, aan het begin van de oorlog, vluchtte ze samen met haar moeder en jongere zus naar Tuzla. Ze zagen hun vader en broer nooit meer terug. Haar moeder stierf in 1997 in Tuzla en werd bijgelegd in het graf van haar broer.

Mevlia Malic verloor haar vader en broer in de Balkanoorlog.
© Marleen Daniëls
Mevlia woont sinds 2008 opnieuw in het verwoeste ouderlijke huis, samen met drie straathonden en een nest duiven. Ze probeert de touwtjes aan elkaar te knopen met poetsen en tuinieren bij de buren.
Ze wil het huis verkopen en een nieuw leven beginnen. Maar bouwvallige huizen zijn niets waard in Oost-Bosnië, er zijn er te veel.
Mejra Djogaz
Mejra Djogaz is 76 en woont in de groene heuvels. In 1993 kwamen de Servische milities vanuit de bergen. Ze staken het huis in brand en schoten de beesten af. De familie vluchtte naar Potočari, maar ook dat huis werd vernield, door bombardementen. Mejra’s man stierf aan zijn verwondingen. Ten slotte kwam ze in Tuzla terecht, samen met haar dochter en schoondochter, die een kind verwachtte van Mejra’s oudste zoon.

Mejra Djogaz met een foto van haar kleinzoon Izudin, het evenbeeld van haar vermoorde zoon Zuhdija. De resten van haar zonen werden in verschillende massagraven teruggevonden.
© Marleen Daniëls
Mejra’s ogen beginnen te blinken wanneer ze over haar kleinzoon vertelt. Ze poseert trots met een ingekaderde foto van Izudin. Natuurlijk is hij het evenbeeld van zijn vermoorde vader Zuhdija. Hij is nu dertig en woont in Zweden, waar hij op zesjarige leeftijd naartoe ging samen met zijn moeder.
De overblijfselen van haar zonen zijn in verschillende massagraven op verschillende datums teruggevonden. Ze heeft ondertussen vier heropgravingen en herbegravingen bijgewoond en heeft er nu genoeg van. Ze wil het afsluiten en rouwen op een normale manier.
Fadila Efendić
Fadila Efendić herinnert zich het Srebrenica van voor 1993, toen het uitgeroepen werd tot een veilige VN-enclave voor moslims en er tien keer meer bewoners woonden dan het stadje aankon. Het vroegere kuuroord met warmwaterbaden lag in het dal van een idyllisch groen, heuvelachtig landschap. In 1995 was het leven in de stad miserabel geworden. Er was geen eten, medicatie, stromend water of elektriciteit.

Fadila Efendić verloor haar man en zoon (bovenaan op foto) in Srebrenica.
© Marleen Daniëls
Ze poseert in de koele voorkamer. Boven haar hangen foto’s van haar man en haar zoon. Ze werden in 1995 opgepakt en weggevoerd door de Servische milities. Het skelet van haar man werd volledig teruggevonden in twee massagraven. Van haar zoon werden slechts twee beenderen geïdentificeerd.
Munira Subasic, hoofd van de ‘Moeders van Srebrenica’
Murina verloor in 1995 haar man Hilmo en haar achttienjarige zoon Nermin. Haar leven staat in het teken van het in leven houden van de gebeurtenissen.

Munira Subasic ving getraumatiseerde kinderen op en hielp om de VN en het Dutchbat-bataljon aan te klagen. Ze verloor haar man en achttienjarige zoon.
© Marleen Daniëls
Vlak na de oorlog heeft ze 5000 getraumatiseerde kinderen opgevangen en een nieuw leven gegeven. Kinderen die hun ouders verloren waren – en vaak gezien hadden hoe die vermoord werden.
Vandaag staat ze aan het hoofd van de Moeders van Srebrenica. Die organisatie werd opgericht in 2002 om fondsen te werven voor de overlevenden in Srebrenica en om gerechtigheid te vragen voor de slachtoffers van de genocide. De organisatie werd vooral bekend door de rechtszaak die ze aanspande tegen de Verenigde Naties en het Dutchbat-bataljon voor het verbreken van hun beschermingsplicht tegenover de moslimenclave.

Dit artikel kwam tot stand met steun van het Fonds Pascal Decroos voor bijzondere journalistiek
Deze fotoreportage werd gemaakt voor MO*156, het zomernummer van MO*magazine. Vind je dit artikel waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je tal van andere voordelen.
Lees ook
Word proMO*
Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.
Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.
Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.
Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.
Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief
Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.
Per maand
€4,60
Betaal maandelijks via domiciliëring.
Meest gekozen
Per jaar
€60
Betaal jaarlijks via domiciliëring.
Voor één jaar
€65
Betaal voor één jaar.
Ben je al proMO*
Log dan hier in