Hoe telewerken het leven van Soedanezen in de diaspora veranderde

Reportage

‘Toen ik er begon te werken, was het alsof ik weer kon ademen’

Hoe telewerken het leven van Soedanezen in de diaspora veranderde

Al-Gaddal Hassan, een filmmaker die Khartoem ontvluchtte nadat zijn studio was verwoest, coördineert nu digitale filmproducties vanuit Kampala, Oeganda.

Al-Gaddal Hassan, een filmmaker die Khartoem ontvluchtte nadat zijn studio was verwoest, coördineert nu digitale filmproducties vanuit Kampala, Oeganda.

Mohamed Ahmed

09 oktober 202524 min leestijd

Hoogopgeleide Soedanese vluchtelingen in Oeganda vinden hun waardigheid terug in telewerk. Ze bedenken platformen of methodes om hun leven en dat van anderen terug op de rails te krijgen. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot. MO* ging deze originele denkers opzoeken.

In een kleine gehuurde kamer in de Oegandese hoofdstad Kampala, omringd door lege koffiekopjes en verspreide notitieboekjes, zit Lina Mohamed voorovergebogen achter haar laptop. Het is het enige bezit dat ze meenam toen ze 18 maanden geleden uit Soedan vluchtte. 

Het is bijna middernacht. Door de haperende internetverbinding dreigt Mohamed haar deadline voor een klant in de Golfregio niet te halen. Telkens wanneer het netwerk uitvalt, wordt ze eraan herinnerd dat dit kleine toestel haar enige levenslijn is, haar venster op een wereld buiten de muren van het vluchtelingenbestaan.

Het verhaal van Mohamed staat niet op zichzelf. Sinds het losbarsten van de oorlog in Soedan, in april 2023, registreerden zich alleen al in Oeganda meer dan 88.000 Soedanezen als vluchteling. Daarnaast zijn er nog de miljoenen gevluchte burgers die zich hebben verspreid over Oost-Afrika. 

Een groeiende groep professionals grijpt nu naar telewerken om hun leven in ballingschap te kunnen voortzetten. Het geeft hun een inkomen en zorgt ervoor dat ze hun identiteit en waardigheid nog enigszins kunnen behouden door middel van onlinewerk. 

In tegenstelling tot vorige generaties, die vaak afhankelijk waren van hulp of informeel werk, hebben veel van de nieuwe vluchtelingen uit Soedan een universitair diploma en zijn ze digitaal onderlegd. Hulpverleners noemen hen inmiddels de ‘digitale diaspora’: ontwerpers, journalisten, IT-specialisten en therapeuten die, ondanks alle tegenslagen, online blijven werken. 

Maar ondanks al hun inspanningen blijft de arbeidsmarkt hen tegenwerken. Volgens de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor Vluchtelingen (UNHCR) heeft slechts 29% van de vluchtelingen in Oeganda een baan, tegenover 64% van de Oegandezen. 

Infrastructuur om te overleven

Voordat de oorlog uitbrak, had Lina Mohamed een stabiele carrière in El-Obeid, de hoofdstad van de Soedanese staat Noord-Kordofan. Ze hielp regionale bedrijven met hun marketingplannen. Maar de oorlog maakte een einde aan alles. ‘Ik moest vluchten toen de wijk waar ik woonde een slagveld werd’, vertelt ze.

Haar vlucht naar Oeganda had meerdere tussenstops: eerst in de Soedanese staat Witte Nijl en vervolgens in Port Soedan, een stad aan de Rode Zee. Elke stop had gevolgen voor haar carrière. 

Tegen de tijd dat ze de grens met Oeganda overstak, behoorde Mohamed tot wat in de academische wereld ‘de-skilled’ wordt genoemd: professionals van wie de kwalificaties en ervaring plotseling waardeloos worden in ballingschap. Studies tonen aan dat 85% van de mensen op de vlucht met gemiddelde vaardigheden na hun ontheemding kampen met een professionele achteruitgang. Bij hoogopgeleiden is dat iets minder, zo’n 79%. Daarbij nemen deze mensen vaak banen aan die ver onder hun niveau liggen, alleen maar om te kunnen overleven.

De eerste maanden in Kampala eisten hun psychologische tol. Mohamed beschrijft hoe ze elke dag zonder doel wakker werd, gevangen in de onzekerheid die duizenden hoogopgeleide vluchtelingen treft die geen toegang hebben tot de arbeidsmarkt. En dat ondanks het progressieve beleid van Oeganda, dat hen nochtans het recht op werk toekent. Alleen zijn weinig mensen daarvan op de hoogte.

Volgens een enquête uit 2019 weet slechts 21% van de Oegandese werkgevers dat vluchtelingen legaal mogen werken. Degenen die er wel van op de hoogte zijn, zijn vaak bezorgd over productiviteit, screeningkosten of culturele fit (de mate waarin een persoon past bij de cultuur en waarden van een organisatie). Ze noemen dit als redenen om geen vluchtelingen in dienst te nemen.

Ondanks alle tegenslagen die ze tijdens haar vlucht meegemaakt heeft, vertelt Mohamed aan MO* dat ze ‘alles doet wat mogelijk is’ om zichzelf en haar familie te helpen. Haar ervaring leerde haar dat er dingen zijn die het waard zijn om risico’s voor te nemen en niet op te geven.

Van kleine naar grote opdrachten

De ontdekking van freelanceplatforms, betekende een keerpunt. Lina Mohamed begon met eenvoudige projecten, zoals het ontwerpen van eenvoudige logo’s voor vijf dollar, en visitekaartjes voor tien dollar. Zo bouwde ze langzaam haar portfolio op en zette ze haar carrière weer op de rails. 

Toen ze bij het freelanceplatform Upwork begon te werken, voelde dat als een verademing, zegt ze. ‘Elk voltooid project herinnert me eraan dat ik niet alleen een vluchteling ben. Ik ben creatief, ik weet dat ik iets kan betekenen.’

De overstap van eerder kleine klusjes naar het ontwerpen van complete marketingcampagnes voor klanten in de Golfregio kostte maanden tijd. In de tussentijd kampte ze met stroompannes en uploadsnelheden die de verzending van grote bestanden tot een nachtelijke beproeving maakten. Daarnaast probeerde ze haar klantenrelaties te onderhouden, ondanks betalingsplatforms die documenten van vluchtelingen niet erkennen.

Slechts 43% van de inwoners van Oeganda heeft toegang tot het internet, en de kosten slokken een aanzienlijk deel van het maandelijkse inkomen van vluchtelingen op. Mohamed probeert deze beperkingen zo goed mogelijk op te vangen: ze werkt ‘s nachts, wanneer de verbindingen stabieler zijn, gebruikt compressiesoftware om bestanden te verkleinen, en heeft meerdere simkaarten van verschillende providers om een minimale internetverbinding te garanderen.

‘Ik heb een stabiele verbinding en een krachtig apparaat nodig, maar dat is hier een luxe’, zegt ze. Betalingsachterstanden zorgen voor heel wat problemen, maar ze laat zich daardoor niet van de wijs brengen. Want wanneer een klant in Dubai zes weken nodig heeft om een betaling te verwerken, kan Mohamed niet gewoon afwachten. De huur en internetabonnementen moeten worden betaald, en er moet eten op tafel komen. 

Netwerken van verzet

Mohameds individuele succes heeft haar aangespoord tot collectieve actie. Ze zag dat andere vrouwen met een vluchtverleden met soortgelijke problemen kampten. Vaak worden die problemen nog groter door de zorg voor kinderen, culturele beperkingen op het werk van vrouwen, en een nog beperktere toegang tot technologie. 

Daarom begon ze informele trainingen te organiseren in lokalen die ze huurt in Kampala. ‘Door vrouwen te trainen in digitale marketing vergroten ze hun autonomie’, legt Mohamed uit terwijl ze door foto’s van recente workshops bladert. Deze sessies draaien op vindingrijkheid in plaats van op infrastructuur. Deelnemers delen apparaten, waarbij drie of vier vrouwen rond één laptop zitten. 

‘Ik geef niet alleen les in ontwerpen’, zegt Mohamed. ‘Ik toon deze vrouwen hoe ze kunnen overleven als digitale werknemers, hoe ze hiaten in hun cv kunnen verklaren zonder te zeggen dat ze vluchtelingen zijn, welke betaalapps werken zonder bankrekening, welke prijs ze kunnen vragen voor hun diensten als het verlies van één klant betekent dat ze die week geen eten hebben. En noem maar op.’

‘Elk project dat ik voltooi, herinnert me eraan dat ik een professional ben, niet alleen een vluchteling die zich verloren voelt.’
Yusra El-Nil, soedanese vrouwenrechtenactiviste

Onderzoek wijst uit dat economisch zelfstandige vrouwen met een vluchtverleden een betere geestelijke gezondheid hebben. Ze hebben meer beslissingsrecht binnen het gezin en investeren ook in het onderwijs van hun kinderen. Een van de deelnemers maakte gebruik van de training van Mohamed om een cateringservice te beginnen, die ze via Facebook promoot. 

‘Hoe een vrouw via haar telefoon haar toekomst in eigen handen neemt, is inspirerend om te zien. Binnen drie maanden kon ze met haar loon het schoolgeld van haar kinderen betalen’, vertelt Mohamed. ‘Ik wil een platform dat trainingen en banen biedt aan vrouwen in Kampala. Maar mijn droom reikt verder dan dat. Met geavanceerde cursussen kunnen we concurreren op de wereldmarkt.’

Ondergrondse technologie

Ook Yusra El-Nil zocht haar heil in de digitale economie. Als vrouwenrechtenactiviste in het Soedanese El-Obeid werd ze een doelwit en vluchtte naar Kampala. Maar haar technische vaardigheden kon ze als vluchtelinge niet inzetten op de traditionele arbeidsmarkt.

‘Ik zat vast in een leegte, alsof ik wachtte op iets dat nooit zou komen’, herinnert ze zich van haar eerste maanden in Kampala. ‘Mijn omgeving met enkel Soedanese vluchtelingen was verstikkend. We kampten met geldtekort en wettelijke beperkingen, sociale spanningen liepen op.’

Vrouwen nemen deel aan een trainingssessie van de Foundation for Technology and Women (FTF) in Kampala, waar Yusra El-Nil digitale vaardigheden en online veiligheid onderwijst aan Soedanese vluchtelingenvrouwen die op zoek zijn naar werk op afstand.

Vanuit een omgebouwd appartement runt Yusra El-Nil vandaag haar ‘digitaal verzetscentrum’. Met De Foundation for Technology and Women (FTF) richtte El-Nil een informele reddingslijn voor gevluchte vrouwen op. Ze leren er over digitale veiligheid, hoe je online intimidatie kan voorkomen maar ook hoe je de communicatie met familie in je thuisland kan versleutelen. 

En dat is nodig, want ‘de haat en polarisatie van Soedan wordt overgezet op de diaspora. Dat is niet nieuw, maar na de oorlog is het verergerd’, constateert ze. Vluchtelingen worden bijvoorbeeld lastiggevallen en bedreigd vanwege hun vermeende banden met bepaalde groepen. De politieke verdeeldheid in Soedan sijpelt door tot in de digitale ruimtes.

El-Nil ontving zelf doodsbedreigingen op haar Facebookpagina. Enkel omdat ze oproept tot het staken van de oorlog. Maar in plaats van te zwijgen, integreerde ze digitale zelfverdediging in de training van haar organisatie. ‘We gebruiken Facebook om vredesboodschappen te verspreiden, het is het meest gebruikte platform onder vluchtelingen’, legt ze uit.

De stichting functioneert zonder formele erkenning of vaste financiering. ‘Toen ik er begon te werken, was het alsof ik weer kon ademen’, vertelt El-Nil. ‘Het gevoel van opluchting hoop ik nu aan anderen door te geven. 

De impact van de organisatie reikt verder dan de digiwijsheid van de 130 directe cursisten. Ze voelen zich gesterkt en dat geeft zelfvertrouwen. ‘Elk project dat ik voltooi, herinnert me eraan dat ik een professional ben, niet alleen een vluchteling die zich verloren voelt’, bevestigt El-Nil. ‘Werken op afstand lost niet alle problemen op, maar het is een belangrijke stap vooruit, vooral voor meisjes.’

Waarheid in ballingschap

Misschien wel de gevaarlijkste vorm van telewerk is het digitale verzet in de vorm van journalistiek. Murtada Ahmed coördineert een ondergronds netwerk van verslaggevers dat oorlogsmisdaden in Soedan documenteert. Na vier arrestaties en escalerende doodsbedreigingen vluchtte Ahmed en richtte samen met anderen Droub op. 

Het onafhankelijke platform is een van de weinige betrouwbare informatiebronnen uit de conflictgebieden in Soedan.‘Droub is een verzetsblad uit het digitale tijdperk’, zegt hij. ‘Het is een vrije ruimte. We geloven in de boodschap’, vertelt hij aan MO*. De werking gebeurt via versleutelde kanalen: Telegram voor de dagelijkse gang van zaken en Signal voor gevoelige bronnen. 

Voor gevestigde mediaorganisaties zou de technische infrastructuur om de operationele veiligheid te waarborgen én regelmatig te publiceren, al een uitdaging zijn. Voor vluchtelingenjournalisten met een minimaal budget en voortdurend bedreigd, is het een waar huzarenstuk.

‘We houden de waarheid levend. Maar de psychologische tol weegt zwaar.’
Murtada Ahmed, mede-oprichter ‘Droub’

‘De dure internetverbindingen en stroompannes bemoeilijken enorm de communicatie met bronnen in Soedan’, zegt Ahmed. ‘Internetkosten slokken het grootste deel van ons budget op. Voor westerse mediaorganisaties is dit misschien een kleine uitgave, maar soms moeten we kiezen tussen internetverbinding of eten.’ 

Een stroompanne maakt uren werk ongedaan: niet-bewaarde documenten verdwijnen of cruciale informatie komt niet door. Ahmed beschrijft hoe hij hele nachten bezig was om videobewijs van wreedheden te uploaden, terwijl hij zag hoe de voortgangsbalk langzaam vorderde. Alles verdween toen de verbinding wegviel.

Ondanks deze beperkingen publiceerde Droub meer dan 200 onderzoeksartikelen. Internationale mensenrechtenorganisaties citeren regelmatig hun documentatie. Aanklagers die oorlogsmisdaden vervolgen, baseren zich op hun bewijsmateriaal. Met dit archief kunnen daders ter verantwoording geroepen worden. Zonder hun werk zou dit niet bestaan.

‘We houden de waarheid levend’, zegt Ahmed. ‘Maar de psychologische tol weegt zwaar. Het verwerken van getuigenissen van geweld, het bekijken van beelden van gruweldaden, het bewaren van professionele afstand terwijl we de vernietiging van het vaderland documenteren – de mentale druk wordt elke dag groter voor het team.’

Ahmeds visie reikt verder dan documentatie. Hij is van plan een Engelstalige sectie op te zetten om een wereldwijd publiek te bereiken en een beveiligd systeem te ontwikkelen waarmee burgers rechtstreeks vanuit conflictgebieden verslag kunnen doen. ‘Als we we stabiel internet en financiering hebben, kunnen we de manier waarop crises worden verslagen veranderen’, bevestigt hij. ‘Droub moet een stem zijn voor iedereen die niet gehoord wordt.’

Financiële soevereiniteit door middel van code

Mohamed Akasha, een engineeringmanager ontvluchtte het ingestorte zakenleven in Khartoem. Hij leert nu vluchtelingen cryptocurrency gebruiken als alternatief voor falende banksystemen. Zijn organisatie, Btchubafrica, trainde meer dan 200 jonge Soedanese en Eritrese vluchtelingen in de basisprincipes van blockchain. Zo zorgt hij naar eigen zeggen voor ‘financiële soevereiniteit voor staatlozen’.

‘Een gedecentraliseerd financieel systeem kan de beperkingen van banken overstijgen’, vertelt Akasha aan MO*.Traditionele banksystemen vereisen immers documentatie waarover vluchtelingen niet beschikken. Geldtransferkosten lopen soms op tot 20 procent van het overgemaakte bedrag. Overheidscontroles en sancties maken het steeds moeilijker om cash geld over de grens te krijgen. 

Voor Soedanese vluchtelingen die de ineenstorting van de munteenheid van hun land zien, biedt cryptovaluta ‘stabiliteit die via traditionele kanalen niet beschikbaar is. Bitcoin geeft je controle over inflatie’, gaat hij verder. ‘In oorlog verlies je de controle over alles... je huis, je werk, je veiligheid, maar Bitcoin geeft je iets dat niemand je kan afnemen: je financiële vrijheid.’

De Foundation for Technology and Women (FTF) werkt samen met Btchubafrica in Kampala om vluchtelingenvrouwen zowel digitale vaardigheden als de basisbeginselen van cryptovaluta bij te brengen.

Toch zijn er nog grote obstakels om dit systeem helemaal te omarmen. ‘Veel mensen denken dat Bitcoin verband houdt met criminaliteit of dat het oplichterij is’, erkent hij. ‘Daardoor is het moeilijk om mensen te overtuigen om het te gebruiken.’ Geroutineerde oplichters doen zich voor als hulporganisaties of uitzendbureaus en richten zich specifiek op wanhopige vluchtelingen. Velen hebben niet de technische kennis om veilig op de cryptovalutamarkten te navigeren.

Akasha besteedt evenveel tijd aan risicovoorlichting als aan technische training. Hij leert vluchtelingen veelvoorkomende oplichting te herkennen, digitale portemonnees te beveiligen en om te rekenen tussen digitale en lokale valuta zonder zichzelf bloot te stellen aan fraude of diefstal. ‘We leggen hen uit dat blockchain een transparante technologie is, maar dat ze moeten oppassen voor oplichterij’, verduidelijkt hij.

Voor Akasha is cryptocurrency een middel voor ontheemde bevolkingsgroepen om zich economisch te organiseren. Vluchtelingen zonder bankrekening kunnen dan direct geld voor hun digitaal werk ontvangen. Diasporagemeenschappen moeten geen overschrijvingskosten meer betalen als ze mensen in kampen willen ondersteunen. Slimme contracten moeten voor transparantie zorgen, waardoor corruptie verminderd en het geld zoveel mogelijk naar de beoogde ontvangers gaat.

‘Met een netwerk van getrainde gebruikers kan er een parallelle digitale economie ontstaan die kwetsbare gemeenschappen ondersteunt’, zegt Akasha. ’We hopen hen te integreren in onderwijs- en banksystemen.’

Maar door de onduidelijke regelgeving aarzelen veel organisaties om zich hiermee bezig te houden. Bovendien zijn de cryptovalutamarkten zo wisselvallig dat de risico's te groot zijn voor precaire bevolkingsgroepen die zich geen verliezen kunnen veroorloven. Ten slotte,  de energiebehoefte van blockchaintechnologie lijkt niet te rijmen met de basisinfrastructuur waarmee vluchtelingen werken. Maar Akasha laat zich hierdoor niet ontmoedigen en hij beschouwt zijn project als essentiële infrastructuur voor staatloze bevolkingsgroepen.

Creatieve productie in ontheemding

Ook de creatieve industrie vaart wel met digitale tools, zo ondervond Al-Gaddal Hassan, een filmmaker uit Khartoem. Nadat zijn studio aan het begin van de oorlog volledig verwoest werd, vluchtten hij en zijn teamleden naar vier verschillende landen. ’Verhalen van mensen door mijn lens te vertellen, was een droomjob, maar de oorlog nam alles weg.’ 

Toch vond hij de moed om zijn filmpraktijk opnieuw op te bouwen. Dankzij digitale tools coördineert hij nu producties over landen heen. In Kampala vertelt Hassan aan MO* hoe hij en andere teamleden via Zoom vergaderen en via Slack coördineren. De technische beperkingen dwingen ook tot voortdurende innovatie. Professionele camera's maakten plaats voor smartphones. Dure montagesoftware werd vervangen door open-source software. ‘Elk project herinnert me eraan dat ik nog steeds een verhalenverteller ben en elk voltooid project herinnert me eraan dat ik nog steeds creatief ben’, zegt Hassan.

Toch blijft de duurzaamheid precair. Door de voortdurende betalingsachterstanden – soms moet hij maandenlang wachten op zijn geld – leeft hij in “constante angst”. Daarbij komt de stress van een traag internet om projecten tijdig af te ronden. Zo’n vertraging kan al eens de professionele relaties schaden. ‘Het uploaden van een video kan uren duren’, zegt hij gefrustreerd. ‘Het ontbreken van professionele apparatuur beperkt de projecten waarop we kunnen intekenen.’ Daarbovenop komt ook het gevoel dat hij in zijn scherm leeft omdat de onvoorspelbaarheid van freelance-schema's zijn persoonlijk leven overhoop gooit.

‘We hebben geleerd om in oorlogsomstandigheden naar alternatieven te zoeken’, relativeert hij ten slotte. Hij ontwikkelde het idee van een digitaal productiecentrum dat een professionalisering van creatieve vluchtelingen moet garanderen. Het centrum zou apparatuurbibliotheken en trainingsprogramma’s voor productietechnieken aanbieden en distributiepartnerschappen aangaan met internationale platforms. ‘Als je ons de tools geeft, kunnen we onze verhalen aan de wereld vertellen’, zegt Hassan enthousiast.

Een dak via een app

Op dezelfde manier heeft Maher Gouda zijn logistieke expertise omgezet in digitaal coördinatiewerk. De 32-jarige vluchteling pendelt tussen Addis Abeba en Kampala. Hij werkt voor een virtueel reisbureau nadat hij in juli 2023 uit Khartoem is gevlucht. 

‘Ik heb alles achtergelaten – mijn huis, mijn werk, mijn dromen.’ Maar met behulp van WhatsApp en elektronische betalingsplatforms zoals Payoneer heeft Gouda diensten gecoördineerd voor meer dan 8.000 mensen, voornamelijk jonge gezinnen en ontheemde vrouwen die op zoek waren naar onderdak en werk. Naast de inkomsten brengt zijn werk vluchtelingen in noodsituaties in contact met essentiële diensten. Het potentieel van de digitale diensten is er: ‘Het internet gaf me het gevoel dat ik een verschil kan maken.’

Ondanks dit nobel doel, herhaalt hij ook de ondertussen gekende uitdagingen: ‘Soms wacht ik uren om stabiel internet te krijgen, bankbeperkingen bemoeilijken geldtransfers, en de onzekerheid over de vluchtelingenstatus vergroot de psychologische tol. Vluchtelingen hebben beter internet en training in digitale vaardigheden nodig om een leven te kunnen uitbouwen.’ 

Geestelijke gezondheid via schermen

Essentiële diensten die normaal gesproken een fysieke aanwezigheid vereisen, transformeren zich in een vluchtelingencontetkst nu ook digitaal. Mentale hulp is er zo één. De oorlog in Soedan maakte het werk van psychiater Mona Al-Amin onmogelijk en ze vluchtte weg. Maar niet van haar patiënten, want via digitale platformen biedt ze nog steeds geestelijke gezondheidszorg. 

Ze runt gratis virtuele klinieken via WhatsApp en Zoom en helpt vluchtelingengemeenschappen in Oost-Afrika die anders geen toegang zouden hebben tot geestelijke gezondheidszorg.

‘Ik had het gevoel dat ik mijn identiteit als arts aan het verliezen was’, vertelt Al-Amin. Ze ziet ook voordelen: ‘Online kan ik patiënten in afgelegen gebieden bereiken en bespaar ik dure reiskosten.’ 

Al-Amin specialiseerde zich in angst- en posttraumatische stressstoornis en helpt vooral vrouwen en kinderen. ‘Mensen zijn hun huis en hun gevoel van veiligheid kwijtgeraakt. Ik probeer hen weer hoop te geven.’

In vluchtelingensituaties zijn de uitdagingen van digitale psychiatrie vaak groter dan in stabielere omgevingen. Net zoals bij de anderen, zijn de zwakke netwerken de grootste spelbreker: therapiesessies worden afgebroken, soms midden in een gesprek. Veel patiënten zijn aangewezen op gedeelde of verouderde apparaten. En privacy is een ander obstakel, waardoor het moeilijk is om tijdens sessies openlijk te spreken.  

En ook medische tekorten beperken de zorg. ‘We hebben onvoldoende analyses en onderzoeken, waardoor de diagnose onvolledig is’, legt ze uit. ‘Complexe aandoeningen die lichamelijk onderzoek of ziekenhuisopname vereisen, blijven buiten bereik.’ De toegang tot medicijnen vormt nog een andere barrière. Medicijnen zijn vaak lokaal niet verkrijgbaar of simpelweg te duur voor de patiënten. Behandelingen zijn zo al op voorhand ondoeltreffend.

Ondanks de beperkingen overtreft de vraag het aanbod. Al-Amin ziet wekelijks 40 tot 50 patiënten, en ze heeft maandenlange wachtlijsten. De aandoeningen die zij behandelt, PTSS, depressie en angst, komen bij een groot percentage van de vluchtelingenpopulatie voor, maar krijgen minimale aandacht in traditionele humanitaire hulpverlening. 

’We proberen de kloof te overbruggen maar door een gebrek aan middelen komen we niet tot de beste oplossing. De online sessies zorgen wel voor continuïteit van de zorg’, zegt Al-Amin berustend. 

Onderzoek wijst uit dat vluchtelingen die geestelijke gezondheidszorg krijgen, betere fysieke gezondheidsresultaten, een grotere economische productiviteit en een beter functionerend gezin hebben. Toch blijft geestelijke gezondheidszorg dramatisch ondergefinancierd in humanitaire hulpverlening met minder dan één procent van de gezondheidsbudgetten, ook al treft het de meerderheid van de vluchtelingenpopulatie. 

‘Als het internet sterk is en er apparaten beschikbaar zijn, kunnen we meer levens redden’, benadrukt Al-Amin, ‘online psychologische ondersteuning herstelt het gevoel van controle in een turbulente wereld’. 

Psychologe Haifa Hamad treedt Mona Al-Amin bij en vindt dat de digitale sessies wel het gevoel van controle over het eigen leven verbeteren. De sessies geven een beeld van de veerkracht van de gemeenschap. Toch waarschuwt ze dat het geen vervanging is voor systematische ondersteuning. Tekortkomingen in de infrastructuur en beperkte toegang tot apparatuur ondermijnen nog steeds het potentieel ervan. 

Voor blijvende verandering is volgens haar meer nodig dan alleen een digitale verbinding. Wettelijke kaders moeten digitaal werk als legitieme arbeid erkennen. Financiële systemen moeten ruimte bieden aan mensen zonder formele documenten. Onderwijs moet zich richten op het voorbereiden van ontheemden op digitale economieën in plaats van op traditionele jobs die misschien nooit meer terugkomen. En socialezekerheidsstelsels moeten worden uitgebreid om ook werknemers buiten de conventionele arbeidsmarkt te dekken.

‘We zijn niet alleen vluchtelingen. We zijn professionals, we zijn makers, we zijn bouwers van iets nieuws’, benadrukt Lina Mohamed aan het einde van het videogesprek, terwijl de verbinding hapert maar standhoudt. ‘De oorlog heeft ons land weggenomen, maar onze vaardigheden, onze creativiteit en onze vastberadenheid om opnieuw op te bouwen kan hij ons niet afnemen.’

Dit artikel is gepubliceerd in samenwerking met Egab.

Word proMO*

Vind je MO* waardevol? Word dan proMO* voor slechts 4,60 euro per maand en help ons dit journalistieke project mogelijk maken, zonder betaalmuur, voor iedereen. Als proMO* ontvang je het magazine in je brievenbus én geniet je van tal van andere voordelen.

Je helpt ons groeien en zorgt ervoor dat we al onze verhalen gratis kunnen verspreiden. Je ontvangt vier keer per jaar MO*magazine én extra edities.

Je bent gratis welkom op onze evenementen en maakt kans op gratis tickets voor concerten, films, festivals en tentoonstellingen.

Je kan in dialoog gaan met onze journalisten via een aparte Facebookgroep.

Je ontvangt elke maand een exclusieve proMO*nieuwsbrief

Je volgt de auteurs en onderwerpen die jou interesseren en kan de beste artikels voor later bewaren.

Per maand

€4,60

Betaal maandelijks via domiciliëring.

Meest gekozen

Per jaar

€60

Betaal jaarlijks via domiciliëring.

Voor één jaar

€65

Betaal voor één jaar.

Ben je al proMO*

Log dan hier in